31838 |
boogschaaf met bolle zool |
velgerschaaf:
vɛlgǝršāf (Q119p Eygelshoven)
|
Een blokschaaf waarvan de zool in de lengte gebogen is en die dient om iets holrond uit te schaven. Zie ook afb. 37. De boogschaaf met bolle zool wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De kuiper werkt er bijvoorbeeld de holle binnenkant en binnenrand van vaten mee af en de wagenmaker schaaft er de holle binnenkant van velgsegmenten mee. Het eerste lid in de woordtypen velgerschaaf (Q 119) en vellingschaaf (Q 111) verwijst daar naar. [N 53, 80a; N G, 36a; N E, 35]
II-12
|
31839 |
boogschaaf met holle zool |
velgerschaaf:
vɛlgǝršāf (Q119p Eygelshoven)
|
Blokschaaf met een in de lengte holronde zool, die dient om iets bolrond uit te schaven. De wagenmaker gebruikt de boogschaaf met holle zool onder meer om de bolle buitenkant van velgsegmenten te schaven. [N G, 36b]
II-12
|
24472 |
boom (alg.) |
boom:
bo:m (Q119p Eygelshoven),
bō:m (Q119p Eygelshoven),
buim (mv.):
beum mv (Q119p Eygelshoven)
|
boom [RND]
III-4-3
|
34565 |
boomwagen |
uts:
uts (Q119p Eygelshoven)
|
Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.]
I-13
|
31422 |
booromslag |
booromslag:
bōrømšlāx (Q119p Eygelshoven)
|
Een C-vormige houten of metalen kruk waarmee bij de omslagboor een draaiende beweging aan het boorijzer wordt gegeven. Aan de bovenzijde is een leunknop aangebracht waarmee men tijdens het boren met de hand of met de borst druk kan uitoefenen op het boorijzer. Zie ook afb. 81 en het lemma ɛbooromslagɛ in Wld II.11, pag. 84. De omslagboor wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De klompenmaker boort er bijvoorbeeld koppelgaatjes mee in klompen. Zie voor de woordtypen boordrouw en borendrouw uit respectievelijk Kerkrade e.o. (Q 121) en Montzen (Q 253) ook RhWb (I), kol. 1437, s.v. Drau, ø̄das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde Drehbügelø̄.' [N 33, 133; N 53, 161a; N 97, 110a; A 29a, 14a-14b; monogr.]
II-12
|
19563 |
borrelglaasje |
drupjesglaasje:
druupkesglejeske (Q119p Eygelshoven),
schnapsglaasje:
sjnapsgleäske (Q119p Eygelshoven)
|
jeneverglaasje met een voetje (borrel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19497 |
borstel |
borstel:
busjtel (Q119p Eygelshoven),
schrobber:
uu = kort
sjruuber (Q119p Eygelshoven)
|
borstel [DC 15 (1947)] || borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
17578 |
borstelig haar |
ruspeltig haar:
roespeltig hôôr (Q119p Eygelshoven)
|
borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
28219 |
borstlamp |
schijnwerper:
šęjnwɛrfǝr (Q119p Eygelshoven
[(Laura / Julia)]
[Julia])
|
Lamp die op de borst wordt gedragen. Volgens de invuller uit Q 15 was de borstlamp incidenteel bestemd voor de hoofdleiding (ingenieur, inspecteur, chef-ondergronds). De lamp had een systeem waarmee men kon aflichten, d.w.z. controleren op mijngas. Uit de opgave "mijnmeterslamp" van de respondent uit Q 21 blijkt dat de lamp ook door deze beroepsgroep werd gebruikt. [N 95, 261; monogr.]
II-5
|
18400 |
borstrok |
borstrok:
brosrok (Q119p Eygelshoven)
|
Borstrok. Is in uw dialect een algemeen woord bekend voor borstrok? Bedoeld wordt het warme kledingstuk dat over het hemd wordt gedragen? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|