33645 |
akker |
land:
laŋk (Q119p Eygelshoven)
|
Met het begrip ɛakkerɛ wordt in dit lemma bedoeld een bepaald begrensd stuk akkerland of bouwland. Veel respondenten uit Belgisch Limburg beschouwen perceel als een notariswoord. De woordtypen tarweland, haverland, bietenland, korenveld en koren duiden op een stuk land waarop een bepaald gewas wordt verbouwd.' [N 27, 2a; N 11, 1b; A 11, 4; A 3, 40; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 11b; L 19b, 1a; Vld.; monogr.]
I-8
|
24866 |
akkerdistel, distel |
distel:
-
distele (Q119p Eygelshoven)
|
distel (Carduus) [DC 69 (1994)]
III-4-3
|
23195 |
allerheiligen |
allerheiligen:
Allerhillige (Q119p Eygelshoven)
|
Allerheiligen. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
23196 |
allerzielen |
allerzielen:
Allerziejele (Q119p Eygelshoven)
|
Allerzielen. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
22335 |
alles kwijt |
poem:
poem (Q119p Eygelshoven)
|
2. Blut, niets meer bezitten.
III-3-2
|
27698 |
ambtenaar |
beambte:
bǝamtǝ (Q119p Eygelshoven
[(Laura / Julia)]
[Domaniale])
|
Het algemene woord voor de ambtenaar op de mijn. Een woordtype als "pennelekker" is echter spottend bedoeld. Een schrijver zit op kantoor. [N 95, 140; monogr.]
II-5
|
20656 |
andijvie |
andijve:
andiev (Q119p Eygelshoven, ...
Q119p Eygelshoven),
andieëf (Q119p Eygelshoven)
|
[DC 69 (1994)]
I-7
|
33621 |
anjelier |
flet:
fletten (Q119p Eygelshoven)
|
[DC 17 (1949)]
I-7
|
19819 |
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) |
violet:
-
fletten (Q119p Eygelshoven)
|
tuinanjer [DC 17 (1949)]
III-2-1
|
33617 |
appel, algemeen |
appel:
appel (Q119p Eygelshoven)
|
I-7
|