23311 |
lof |
lof:
ət loͅf (Q119p Eygelshoven)
|
het lof [RND]
III-3-3
|
17688 |
long |
long:
lóng (Q119p Eygelshoven)
|
long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
21686 |
loon |
loon:
loën (Q119p Eygelshoven)
|
loon, wat men verdient [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20132 |
loops |
loops:
leupsch (Q119p Eygelshoven),
lø̄pš (Q119p Eygelshoven),
rammelig:
rɛməlex (Q119p Eygelshoven)
|
konijn, geslachtsdrift vertonend [N 19 (1963)] || loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)], [N C (1962)]
III-2-1
|
27213 |
luchtkoker |
lutte:
lǫt (Q119p Eygelshoven
[(Laura / Julia)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
Metalen of kunststof buis van ongeveer 50 cm doorsnede waarmee verse lucht naar ondergrondse werkpunten wordt gebracht die buiten de normale luchtstroom liggen. [N 95, 219; monogr.; Vwo 211; Vwo 489]
II-5
|
28193 |
luchtkokerverbinding |
luttenband:
ǫtǝbaŋk (Q119p Eygelshoven
[(Laura / Julia)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
Metalen band, vetband of in voorkomende gevallen een gummi ring waarmee luchtkokers luchtdicht met elkaar kunnen worden verbonden. [N 95, 226; monogr.]
II-5
|
17687 |
luchtpijpen |
luchtpijpen:
de lófpiepe (Q119p Eygelshoven)
|
luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21346 |
lui (lieden) |
lui:
lyj (Q119p Eygelshoven)
|
volk [RND]
III-3-1
|
31582 |
luns |
kijl:
kīl (Q119p Eygelshoven),
leun:
lø̄jǝn, lø̜̄wǝn (Q119p Eygelshoven),
lø̜̄n (Q119p Eygelshoven),
splitnagel:
šplitnagǝl (Q119p Eygelshoven),
splitpen:
šplitpɛn (Q119p Eygelshoven)
|
Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.]
II-11
|
31583 |
lunsschijf |
schijf:
šīf (Q119p Eygelshoven),
slagschijf:
šlāxš ̇īf (Q119p Eygelshoven)
|
Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen naaf en luns die de naafbus afsluit zodat er tijdens het rijden geen vet of smeer verloren gaat en er geen vuil de naafbus kan binnendringen. Bij modernere, metalen fabrieksassen werd de lunsschijf vervangen door een metalen, dopvormige moer die op de as wordt geschroefd en met behulp van een luns tegen losdraaien wordt vastgezet. Van der Kloes en Van Helden (pag. 21) noemen dit type naafbus halfpatentbus. [N G, 50b; N 17, 64]
II-11
|