19514 |
melkkannetje |
kannetje:
känke (Q119p Eygelshoven),
melkskannetje:
milkskenke (Q119p Eygelshoven)
|
melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34129 |
melkkoe |
melkkoe:
melkǫu̯ (Q119p Eygelshoven)
|
Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148]
I-11
|
34096 |
melkkuil |
melkstraal:
melkštrǭl (Q119p Eygelshoven)
|
Opening waardoor melkaders uit het lichaam van de koe komen. [N 3A, 118b]
I-11
|
34098 |
melkspiegel |
melkspiegel:
melkšpēgǝl (Q119p Eygelshoven)
|
Plaats achter de uier waar de haren in de verkeerde richting liggen. [N 3A, 118d]
I-11
|
17624 |
melktanden |
melkstanden:
milksteng (Q119p Eygelshoven)
|
melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19930 |
melkzeef |
zij:
zei̯ (Q119p Eygelshoven)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|
24212 |
merel |
merel:
meejele (Q119p Eygelshoven)
|
merel (25,5 overal bekend; man zwart met gele bek; pop zwak-gevlekt bruin; mooie zang; kooivogel; vergelijk met spreeuw [031] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17563 |
merg |
merg:
merrig (Q119p Eygelshoven)
|
[N 10a (1961)]
III-1-1
|
33315 |
mes van de sikkel |
kling:
kleŋ (Q119p Eygelshoven)
|
Halvemaanvormig ijzeren gedeelte; met de scherpe holle kant werd het gras gemaaid. Vaak is de naam van het werkend deel van een gereedschap dezelfde als die van het gereedschap als geheel; zie bij blad van de zeis, de knuppel van de dorsvlegel, enz. Voor de fonetische documentatie van het woord(deel) sikkel zie het lemma Sikkel. In de drie plaatsen waar het type sikkel hier is gedocumenteerd, is voor het gereedschap als geheel een ander lexeem, i.c. kromme, opgegeven. [N 18, 79b]
I-5
|
32582 |
mest laden |
(mest) laden:
l˙ānǝ (Q119p Eygelshoven)
|
Mest uit de mestvaalt (vroeger uit de potstal) met een riek op de gereedstaande kar laden. Meestal wordt de karbak zo hoog mogelijk volgetast. [N P, 7; N 11A, 10; JG 1a; monogr.]
I-1
|