id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
24472 | boom (alg.) | boompje: bömxə (Eynatten), boompjes: bø‧mxərə mv (Eynatten) | boom III-4-3 |
34258 | boter | botter: botǝr (Eynatten) | Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I] I-11 |
33644 | bouwland | land: lant (Eynatten), lā.nt (Eynatten), veld: vē̜.lt (Eynatten), vē̜lt (Eynatten), vɛlt (Eynatten) | Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8 |
18953 | braaf | braaf: brāf (Eynatten) | braaf (wijs) [ZND 04 (1924)] III-1-4 |
19635 | brandhout | brandhout: brɛnhōͅts (Eynatten) | [Lk 02 (1953)] I-7 |
18197 | broek: algemeen | boks: boks (Eynatten), bots: bots (Eynatten) | broek (kledingstuk voor mannen) [ZND 16 (1934)] III-1-3 |
20335 | broer | broer: 1a-m; 4, 33; 5, 70a; 11, a1 bróór (Eynatten) | broeder (familielid) [ZND 01 (1922)] III-2-2 |
22875 | buitenspel | abseits (du.): Karte 167. apseͅ.jts, apsa.jts} (Abseits) (Eynatten) | Abseits. III-3-2 |
22645 | dammen | dam spelen: Karte 92. Dame spielen (Eynatten) | Dame spielen. III-3-2 |
32763 | de eg | eegd/eeg: (pl ē̜ǧǝ) ē̜xˇ (Eynatten) | Het vanouds bekende, uit een raam met pinnen bestaand werktuig, waarmee akkerland oppervlakkig bewerkt wordt. Dit lemma betreft de eg in het algemeen; benamingen voor de eg naar de vorm, naar het materiaal waarvan ze gemaakt kan zijn, en naar het te verrichten werk vindt men in de volgende lemmata. Hieronder worden de typen eegde, eegd/eeg en eg onderscheiden. Onder eegd/eeg zijn dialectvarianten met en zonder dentaal bijeengezet, omdat het i.v.m. met mogelijke apocope van de dentaal niet steeds duidelijk is of ze het ene dan wel het andere type vertegenwoordigen. In verband hiermee zijn achter de plaatsnummers (soms achter de enkelvoudsvarianten) ook de opgegeven meervoudsvormen vermeld. Onder verwijzing naar het hier gemaakte onderscheid (eegde, eeg(d), eg) wordt in de volgende lemmata het betrokken woord(deel) in de typen door [eg [JG 1a+ 1b; N 11, 67; N 11A, 154a; N 15, 4; N J, 10; N P, 18a; L 33, 52; A 13, 16a; A 40, 9; Gwn 7, 3; div.; monogr.] I-2 |