21000 |
hazelnoot |
hazelnoot:
haozelnoos (Q262p Eynatten)
|
hazelnoot [ZND 26 (1937)]
III-4-3
|
18015 |
hees, schor |
heiser (du.):
heisər (Q262p Eynatten)
|
hij is hees (zijn stem is weg) [ZND 26 (1937)]
III-1-2
|
33748 |
hengst |
hengst:
hęŋs (Q262p Eynatten)
|
Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.]
I-9
|
34145 |
herkauwen |
nirgelen:
nɛrjǝlǝ (Q262p Eynatten)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|
17779 |
hersenen |
gehirn (du.):
jəhern (Q262p Eynatten)
|
de hersenen (in het hoofd) [ZND 26 (1937)]
III-1-1
|
20404 |
heten |
heten:
heesə (Q262p Eynatten)
|
heeten [ZND 25 (1937)]
III-2-2
|
34212 |
hoeden van koeien |
weiden:
węi̯jǝ (Q262p Eynatten)
|
[N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.]
I-11
|
22871 |
hoekschop |
ecke (du.):
Karte 168.
Ecke (Eckball, -schuss) (Q262p Eynatten)
|
Eckball.
III-3-2
|
19784 |
hond |
hond:
hô.nt (Q262p Eynatten)
|
hond
III-2-1
|
21043 |
honing |
honig:
hoǝ.nǝx (Q262p Eynatten)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|