20599 |
kandeel |
slemp:
slemp (Q202p Eys),
slēmp (Q202p Eys)
|
kandeel; Hoe noemt U: Warme drank bereid uit wijn (bier, melk) met eierdooiers, suiker en kaneel, al of niet met wittebrood (kandeel, zuipen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23431 |
kandelaar op het altaar |
kaarsenluchter:
keatseluuter (Q202p Eys)
|
De kandelaars, de kaarseluchters op het altaar [kèrseluchters, keëtseluëtersj]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19109 |
kans |
kans:
kans (Q202p Eys, ...
Q202p Eys,
Q202p Eys),
kansje:
keͅnskə (Q202p Eys)
|
De mogelijkheid, waarschijnlijkheid om te winnen of te verliezen [kans, hasard]. [N 88 (1982)] || kans: Als hij - ziet zal hij proberen je te bedriegen [DC 35 (1963)]
III-1-4, III-3-2
|
30232 |
kantelaaf |
rabat:
rabat (Q202p Eys)
|
De dagzijde van een muuropening, voor zover die vóór een kozijn in het zicht komt. De breedte van de kantelaaf is afhankelijk van de dikte van de muur en de breedte van het kozijnhout. [N 32, 11e; N 55, 149a; monogr.]
II-9
|
21721 |
kantongerecht |
gerecht:
(o.).
gəre.x (Q202p Eys),
kantongerecht:
kantongerecht (Q202p Eys)
|
het laagste rechtscollege, bevoegd tot kennisneming van kleine burgerlijke zaken en tot berechting van overtredingen [kantongerecht, tribunaal] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
27696 |
kantoor |
aquarium:
akwā.rijøm (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits]),
hoofdkantoor:
h˙ōfka.ntuǝr (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Hoofdkantoor. De informant van Q 202 vermeldt dat het hoofdkantoor van de Oranje-Nassaumijnen ook "aquarium" werd genoemd vanwege de glazen wanden. De zegspersoon van Q 7 verstaat onder "de bureaus" het hele administratieve complex. [N 95, 25]
II-5
|
29973 |
kantplank |
schutsplank:
šøtsplāŋk (Q202p Eys)
|
Aan de staanders bevestigde, opstaande plank die moet voorkomen dat er materiaal van de steigervloer naar beneden valt. Zie ook afb. 18. [N 32, 3d; monogr.]
II-9
|
24081 |
kanunnik |
kanunnik (<lat.):
kanunik (Q202p Eys)
|
Een wereldlijke R.K. geestelijke die deel uitmaakt van een kapittel van een kathedrale kerk, kanunnik. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
27442 |
kap |
houten kap:
hō.tǝ ka.p (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits]),
ijzeren kap:
ī.zǝrǝ ka.p (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits]),
kap:
ka.p (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits]),
platte kap:
pla.tǝ ka.p (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Domaniale])
|
Algemene benaming voor de houten of metalen balk die als bovenste deel van de ondersteuning tegen het dak geplaatst wordt en die dus rechtstreeks de druk van het dakgesteente draagt. Uit de opgaven blijkt dat men in een aantal plaatsen verschillende benamingen kent voor de houten en de ijzeren kap. Zo merkt de invuller uit K 361 op dat men in de mijn van Zolder een houten kap een "beel" en een ijzeren een "beeltje" noemt. Op de Domaniale mijn gebruikte men volgens een respondent uit Q 121c daar respektievelijk de woorden "plat" en "kap" voor en een zegsman uit Q 113 voegt daar nog aan toe dat het "plat" op de mijn Emma in de pijler werd toegepast. Op de mijn Maurits maakte men volgens de invuller uit Q 21 een onderscheid tussen een "kap" en een "kapje". De eerstgenoemde term was van toepassing op een kap die in het steenwerk werd gebruikt, de tweede op een kap die het dak van een pijler droeg. Het woordtype "houtbeel" uit L 417 is een verzamelterm voor de "ronde beel", een houten balk met een lengte van 3 meter, en de "platte beel", een verticaal houten steunelement van 2.20 meter lang. De opgaven "kophout" en "rondhout" worden in de betekenis kap in tegenstelling tot "beel" in de Belgische mijnen slechts zelden gebruikt. Het woordtype "pallisade" was volgens Loontjens (pag. 36) op de Domaniale mijn van toepassing op een houten knuppel die als kap dienst deed. [N 95, 302; N 95, 307; N 95, 308; N 95, 337; monogr.; Vwo 87; Vwo 101; Vwo 406; Vwo 449; Vwo 667]
II-5
|
23272 |
kapelaan |
kapelaan:
kapelaen (Q202p Eys)
|
Een kapelaan [ôngerpastoeër]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|