id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
27160 | lampenkamer | lampenboede: la.mpǝb˙ūt (Eys [(Oranje-Nassau I / III / IV)] [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) | De ruimte waar men de mijnlampen onderhoudt en indien nodig repareert. [N 95, 241; monogr.; Vwo 467; Vwo 468] II-5 |
19485 | lampenpit | wiek: wēk (Eys) | lampepit [SGV (1914)] III-2-1 |
28221 | lampepot | pot: pǫ.t (Eys [(Oranje-Nassau I / III / IV)] [Winterslag, Waterschei]) | De lampepot van de veiligheidslamp, gevuld met watten. [N 95, 243; N 95, 242; N 95, 248; monogr.] II-5 |
21145 | landauer | landauer: landauer (Eys), (m.). la.ndoͅ.u̯ər (Eys) | een vierwielig rijtuig voor vier personen met afzonderlijke beweegbare voor- en achterkap [landauer] [N 90 (1982)] III-3-1 |
33640 | landerijen | land: lant (Eys) | Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.] I-8 |
32822 | landrol | wel: wɛl (Eys) | De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.] I-2 |
24917 | landstreek | contrei: contreie (Eys), gegend (du.): v.; (oud). geͅagənt (Eys), streek: in dize sjtriejek (Eys), streik (Eys), v. štriək (Eys) | landstreek, gebied dat door bijv. tradities, landschap, taal enz een zekere eenheid vormt [contrei, streek, strom] [N 81 (1980)] || streek (in deze ~) [SGV (1914)] III-4-4 |
22061 | lang duivenluisje | lange luis: lang luus (Eys), luis: (v.). l‧ūs (Eys) | Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: lang duiveluisje [N 93 (1983)] III-3-2 |
22176 | lang van bouw | lang: la.ŋk (Eys) | Hoe zegt men in Uw dialect van een duif: lang van bouw of geraamte? [N 93 (1983)] III-3-2 |
22151 | lange achterzijde van de mand | hinderzijde: hingerzie (Eys) | Hoe heet verder in Uw dialect: lange achterzijde van de mand? [N 93 (1983)] III-3-2 |