e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q202p plaats=Eys

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
moot vis stuk: stuk (Eys) moot; Hoe noemt U: Een snede vis (moot, mook) [N 80 (1980)] III-2-3
mopperen foeteren: foetere (Eys), grommen: gr‧oͅmə (Eys), knoteren: kno.tərə (Eys), Van Dale: knoteren, 2. mopperen, pruttelen.  kno.tərə (Eys), mopperen: moppere (Eys), rauwelen: WNT: rauwelen, wsch. een mengvorm van wauwelen en revelen (of een ander synoniem dat met r begint, als rabbelen of ratelen). Kletsen, leuteren. Afl. rauwelaar, kletskous.  roͅ.u̯ələ (Eys), ze slecht haan liggen: zə šleͅ.at h‧a l‧iqə (Eys), zə šleͅ.ət h‧a l‧iqə (Eys), zich get zoeken: ze.x˃ geͅ.t˃ z‧ø̄kə (Eys) binnensmonds mompelen, gezegd van iemand die kwade zin heeft [morren, mompelen, mommelen, mopperen] [N 87 (1981)] || knorrig of boos zonder dat daar een geldige reden voor is [kummelijk, grimmig, gemelijk, gaperig] [N 85 (1981)] || uit zijn humeur, brommig, knorrig [miezerig] [N 85 (1981)] || uit zijn humeur, knorrig [gallig, gichtig, drollig, knorrig] [N 85 (1981)] || zijn ontevredenheid kenbaar maken [mopperen, preutelen, bobbelen, foeteren, grutten, gruizen, grijzen, kijven, kekelen, mökkelen] [N 85 (1981)] III-1-4
morgen, maat van ongeveer 8000 m2 morgen: murge (Eys), m.  møͅ.rəgə (Eys) de maat die een oppervlakte aangeeft van ongeveer 8000 vierkante meter [morgen] [N 91 (1982)] III-4-4
morgengebed morgengebed: mörgegebed (Eys), morgensgebed: mŭrregesgebed (Eys) Het morgengebed, morgensgebed [merge-gebed, mergensgebed, mörge-gebed, mörreje-jebed?]. [N 96B (1989)] || morgengebed [SGV (1914)] III-3-3
morsen knutsen: knoetsche (Eys), slabberen: šlabərə (Eys), strooien: štrøͅi̯ə (Eys) Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, mozen, mossen, mosselen, plorren, meggelen, mekkelen). [N 84 (1981)] III-1-2
morskool morskool: mǫ.rsk ̇ǫal (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Gemorste kool. [N 95, 462] II-5
mortel kalk: kalǝk (Eys), spijs: špīs (Eys) Een mengsel van gebluste kalk of cement, zand of tras en water. Het wordt gebruikt om bij het metselen de stenen tot een samenhangend, vast geheel te verbinden. De aard en de hoeveelheid van de grondstoffen bepalen het gebruik van de verschillende soorten mortels. Vgl. de volgende lemmata. (zie kaart) [monogr.; div.] II-9
mortel bereiden spijs maken: (spijs) mākǝ (Eys) De verschillende grondstoffen voor de bereiding van mortel afmeten en dooreenmengen. Zie voor de fonetische documentatie van '(mortel)', '(spijs)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 40a; monogr.] II-9
mortelbak kalksbak: kalǝk˱s˱bak (Eys), spijsbak: [spijs]˱bak (Eys) Van een handvat voorziene houten bak, soms aan de binnenzijde met blik of zink versterkt, waarmee de handlanger de aangemaakte mortel op de schouder naar de metselaar brengt. Aan de onderzijde van de bak kan een houten stok bevestigd zijn. Er bestaan ook geheel uit metaal vervaardigde mortelbakken. Zie ook afb. 22. In Q 198 kende men een uitvoering die van twee armen was voorzien en op beide schouders rustte. Zie voor de woordtypen 'vogel' en 'spijsvogel' ook het lemma 'Modderbak' in wld ii.8, pag. 40. De woorddelen '(mortel)-' ,'(spijs)-' etc. zijn fonetisch gedocumenteerd in het lemma 'Mortel'. [N 30, 45b; monogr.; div.] II-9
mortelbed mengsel: męŋsǝl (Eys), één hoop: ǝnǝ hǫap (Eys) De hoeveelheid mortel die in één keer wordt klaargemaakt. In Q 198 werd een hoeveelheid mortel bereid die voldoende was om 'vier stootskarren' ('vīr štutskarǝ') te vullen. De woordtypen 'één molen spijs' (Q 20) en 'één molen' (K 359, Q 83) wijzen op het gebruik van een cementmolen bij het maken van de mortel. Zie voor het woordtype 'malooi' (P 176b) ook het lemma 'Malooi' in wld ii.3, pag. 157. [N 30, 42; monogr.] II-9