e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q202p plaats=Eys

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
overhoop halen durchein (du.) rammelen: dø.rəchē. ramələ (Eys) Overhoop halen (modden). [N 84 (1981)] III-1-2
overlangs heen en weer eggen [eggen]: [eggen] (Eys) Bedoeld wordt de manier van eggen, waarbij men in de lengterichting werkend, na het keren de volgende egbaan onmiddellijk (soms met een kleine overlapping) laat aansluiten bij de vorige. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c + 1d; JG 2c; N 11, 84a; N 11A, 176c + 189c; monogr.] I-2
overleg overleg: overlek (Eys) de beraadslaging, het overleggen met anderen [beschik, beleid, bezeei, beraad, overleg] [N 85 (1981)] III-3-1
overleggen bekallen: bək‧alə (Eys), bespreken: bəšpreͅ.akə (Eys), overleggen: overlekke (Eys), o.  øͅ.vərl‧ɛqə (Eys) anderen raadplegen, een zaak met een ander bespreken [overleggen, ordenen, beraadslagen] [N 85 (1981)] || de beraadslaging, het overleggen met anderen [beschik, beleid, bezeei, beraad, overleg] [N 85 (1981)] III-3-1
overmoedig gedrag kamau: m.  ka.mōͅ.u̯ (Eys), waaghals: waaghoas (Eys) overmoedig, roekeloos gedrag [cranerie] [N 85 (1981)] III-1-4
overrijp, beurs meletig: m‧ēͅələtex (Eys), melig: mealig (Eys) Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)] I-7
overschot, restant beetje over: ə bi.tjə ‧øͅvər (Eys), klats: klats (Eys), kliek: kliek (Eys), ots: v.  o.ts (Eys, ... ), rest: rest (Eys, ... ), m.; (ook v.).  reͅ.s (Eys) dat wat over is gebleven van een oorspronkelijk aantal, hoeveelheid of geheel [rammenant, rest, solde, klak] [N 91 (1982)] || een klein overschot [kwets, kwats, klats, klets, klas] [N 91 (1982)] || een overgebleven brok van een of andere hoeveelheid [klik] [N 91 (1982)] III-4-4
overtuigd overtuigd: ŭvertugt (Eys) overtuigd [SGV (1914)] III-1-4
overtuigen overtuigen: ŭvertuuge (Eys) overtuigen [SGV (1914)] III-1-4
overweg overweg: ueverweg (Eys), (m.).  ‧øͅvərweͅ.x (Eys) de plaats waar men een spoorweg kan oversteken [overweg, bareel] [N 90 (1982)] III-3-1