e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q202p plaats=Eys

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paardenhorzel oreit: hoereet (Eys) paardenhorzel (eieren in de haren van paarden, larven in maag en darmen) [DC 18 (1950)] III-4-2
paardenverzorger paardsjong: p˙ɛatsj˙ǫŋ (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]) Persoon die de paarden ondergronds verzorgde. [N 95, 937; monogr.] II-5
paarderuif roop: rø̄.p (Eys) Het samenstel van latten, gelijkend op een ladder, dat in schuine stand wordt aangebracht boven de paardekrib en waaruit de paarden langzaam het hooi (soms ook gras) kunnen eten. De benamingen met krib zijn waarschijnlijk oneigenlijk gebruikt (vergelijk het woordtype hooikrib) of men kende ter plaatse oorspronkelijk geen ruif. Zie ook de toelichting bij het lemma "ruif voor de koeien" (2.2.19). Zie voor de fonetische documentatie van (krib) het lemma "paardekrib" (2.3.3) en voor (hooi) het lemma "hooi" in aflevering I.3, nr. 4.1.2. In de kaart zijn de ruif-, reep- en roop-opgaven aangevuld met die uit de lemma''s "ruif voor de koeien" (2.2.19) en "schaapsruif" (2.4.13). [N 5A, 59a en 59b; A 14, 13; L 42, 3; L 45, 12; monogr.] I-6
paardestal paardsstal: pęáts[stal] (Eys) De stal of ruimte waar het paard of de paarden staan. Het woordtype voerderij voor voergang in de paardestal kan wel uitbreidend gebezigd worden voor de paardestal in zijn geheel. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). (Paardsstal)-varianten waarvan het (stal)-gedeelte een kleurloze vocaal vertoont, zijn voluit en fonetisch genoteerd, omdat deze tweede component als simplex niet voorkomt met een kleurloze vocaal. Zie de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5, 105e; A 10, 9c; L 38, 26; Wi 18; S 50; monogr.; add. uit N 5A, 59 en 73a] I-6
paardestal ondergronds paardsstal: p˙ɛatsštā.l (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Ondergrondse paardestal. Voorheen werden bij het transport van kolen ondergronds paarden gebruikt. Deze paarden bleven ondergronds in een aparte stal. [N 95, 935] II-5
paardestalzolder paardszolder: p˙ęǝts˲[zolder] (Eys) De zolder boven de paardestal, soms vanuit de schuur te bereiken. Meestal werd er hooi in bewaard; soms sliep de knecht er. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haakjes geplaatste woorddelen het lemma "koestalzolder" (3.4.1). [N 5A, 73a; monogr.] I-6
paars, violet violet: fielit (Eys) paars [SGV (1914)] III-4-4
paasavond paasavond: poaschŏvend (Eys) paaschavond [SGV (1914)] III-3-3
paasbiecht paasbiecht: paesbicht (Eys) De Paasbiecht. [N 96D (1989)] III-3-3
paaseieren zoeken eieren zoeken: ɛiər z"kə (Eys), paaseieren zoeken: paeseier zukke (Eys) Het gebruik om paaseieren te zoeken/rapen op Paaszaterdag, wanneer de uit Rome teruggekeerde klokken geluid hebben. [N 96C (1989)] || Spelletjes met eieren met Pasen. [N 88 (1982)] III-3-2