24079 |
diaken |
diaken:
diaken (Q202p Eys, ...
Q202p Eys),
geestelijke diaken (Q202p Eys)
|
Een geestelijke die een gebied heeft, maar niet mag dopen, begraven of trouwen. [N 96D (1989)] || Een priester die geen pater is [heer, geesteling]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18035 |
diarree |
dunne, de -:
dunne (Q202p Eys),
døͅnə (Q202p Eys),
schijt:
schiet (Q202p Eys),
šī.t (Q202p Eys),
vlotte, de -:
floͅ.tə (Q202p Eys),
vlotte-maak-voorwaarts, de -:
dər floͅ.tə ma.k vø͂ͅrwats (Q202p Eys)
|
Diarree, buikloop (dunne, pruts). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21310 |
dief |
dief:
deef (Q202p Eys),
schelm:
sjelm (Q202p Eys)
|
dief [SGV (1914)]
III-3-1
|
19807 |
dienblad |
tablet:
tableͅt (Q202p Eys)
|
dienblad [DC 27 (1955)]
III-2-1
|
19080 |
dienst |
dienst:
deens (Q202p Eys)
|
dienst [SGV (1914)]
III-1-4
|
23797 |
dienst van goede vrijdag |
goede-vrijdagdienst:
gouwe vriedigdeenst (Q202p Eys)
|
De "houten mis", de Goede Vrijdagdienst [hultsere Maes]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21753 |
dienstplicht doen |
dienen:
deenen (Q202p Eys),
in dienst zijn:
‧eͅ d‧ēns˃ zi.ə (Q202p Eys)
|
zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21756 |
dienstplicht moeten doen |
opmoeten:
o.pmo.tə (Q202p Eys),
voor zijn nummer opmoeten:
vy.ər z‧iŋə n‧umər o.pmo.tə (Q202p Eys)
|
zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
27746 |
diep boren |
voorboren:
vy.ǝrbǫ.arǝ (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Diepboringen verrichten om op deze wijze de koollagen op te sporen en te verkennen. [N 95, 169; Vwo 167]
II-5
|
24300 |
dier, beest |
dier:
deer (Q202p Eys)
|
dier [SGV (1914)]
III-4-2
|