20143 |
fopspeen |
lots:
loedsj (Q202p Eys)
|
fopspeen; hoe heet in uw dialect de fopspeen die men kleine kinderen in de mond stopt om ze stil te krijgen [DC 43 (1968)]
III-2-2
|
33528 |
framboos |
framboos:
mv: -ooze
frambooze (Q202p Eys)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
24084 |
franciscaan |
bruine pater (lat.):
broene pater (Q202p Eys)
|
Een Franciscaan of Minderbroeder [bruine pater, de Broune, Minnebroor, broene paater]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18784 |
franje |
franjel:
frangel (Q202p Eys),
fraŋǝl (Q202p Eys)
|
franje [SGV (1914)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.]
II-7, III-1-3
|
24315 |
fret |
fret:
fred (Q202p Eys)
|
Fret, een tam bunzingachtig diertje waamee de konijnen uit hun holen worden verdreven [N 94 (1983)]
III-4-2
|
25240 |
fris weer |
koud:
koat (Q202p Eys),
spits:
spits (Q202p Eys),
ziemlich (du.) koud:
du. ziemlich.
sɛməlex kōͅt (Q202p Eys)
|
tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
27684 |
frisdrankenhuisje |
melksboede:
me.lǝks˱b˙ūt (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma])
|
Gebouwtje waar melk, limonade, haringen, sigaretten, sprits en pruimtabak te koop zijn. [N 95, 6 add.; N 95A, 15]
II-5
|
17598 |
fronsen |
fronsen:
fronsen (Q202p Eys),
rimpelen:
rø.mpələ (Q202p Eys)
|
Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
20586 |
fruit bewaren |
verstoppen:
verstopt (Q202p Eys)
|
mui; Hoe noemt U: (Geheime) bergplaats voor onrijp fruit (mui, ponk, bier, moele, loering, gielgoerde) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20494 |
fruit eten |
knatsen:
kna.tšə (Q202p Eys),
knatsche (Q202p Eys)
|
fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)]
III-2-3
|