id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
24547 | gagel | katjes: ketjes (Eys) | Gagel (myrica gale). Tot 1,5 m hoge struik met sterk aromatische geur; de bladeren zijn langwerpig-spatelvormig en aan de top getand, de onderkant heeft harskliertjes; de bloemen zijn eenslachtig, de mannelijke in rechtopstaande, bruine katjes, de vrouwel [N 92 (1982)] III-4-3 |
26073 | galerij | baan: b˙ān (Eys [(Oranje-Nassau I / III / IV)] [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), galerij: galǝr˙ɛj (Eys [(Oranje-Nassau I / III / IV)] [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) | Mijngang in de kool of het gesteente, nagenoeg volgens de strekking van de koollaag. De invuller uit Q 15 merkt daarover voor de mijn Maurits op dat een galerij evenwijdig aan de laag of door de laag werd gedreven. Een evenwijdig aan de laag gedreven gang, een steengalerij, kon dienst doen als watergalerij. Galerijen in de laag konden zowel "toevoergalerij" als "afvoergalerij" zijn. Soms was een "afvoergalerij" later de "toevoergalerij" voor een andere pijler in diezelfde laag, terwijl het omgekeerde ook kon voorkomen. [N 95, 372; N 95, 383; monogr.; Vwo 69; Vwo 332; Vwo 845] II-5 |
21314 | galgenaas | beest: bieest (Eys), galgenaas: gallegenoas (Eys), saujong: (m.). Van Dale (DN): Sau, 1. zeug, moedervarken; 2. wil zwijn; 3. smeerlap, varken, viezerik [vgl. ook Sauhund, Saukerl...]; zoͅ.u̯j‧oͅŋ (Eys), smeerlap: (m.). šmi.ərla.p (Eys) | de algemene naam voor iemand die zich schuldig maakt aan een of ander misdrijf [strop, beest, priek, galgenaas] [N 90 (1982)] || galgenaas [SGV (1914)] III-3-1 |
23265 | galmgaten | schalvensters: schaalvinster (Eys) | De open vensters in de klokketoren, waardoor het geluid van de klok(ken) naar buiten galmt [schalvensters, almsgatter, galmgaten?]. [N 96A (1989)] III-3-3 |
24650 | galnoot | galnoot: g‧alnū.ət v. (Eys) | De nootvormige uitwas aan de bladeren van eikebomen ontstaan door de steek van galwespen (galnoot, galappel, smouterenbol, kraaiappel, inktappel, gastappel). [N 82 (1981)] III-4-3 |
18093 | galsteen | galsteen: galstene (Eys) | Nier-, gal- en blaassteen: steenachtige zelfstandigheid in galblaas, nieren of blaas (steen, graveel, graveelsteen). [N 84 (1981)] III-1-2 |
19375 | gang | gang: gank (Eys) | gang [SGV (1914)] III-2-1 |
25275 | gang, maat 2 emmers water | gang (water): gank (Eys), m. ga.ŋk (Eys) | de maat die een inhoud aangeeft van twee emmers water [gang] [N 91 (1982)] III-4-4 |
34548 | gans | gans: gōs (Eys), gǭs (Eys) | [A 2, 42; A 6, 5a; A 6, 5b; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 58; JG 1a, 1b, 1c, 1d; Vld.; monogr.] I-12 |
22456 | gansrijden | ganssteken: goas staeke (Eys) | Het volksvermaak waarbij de spelers op een paard, onder het rijden de met zeep besmeerde kop van een aan de poten opgehangen gans probeerden af te trekken [gansrijden]. [N 88 (1982)] III-3-2 |