21320 |
gebrekkig spreken |
stroddelen:
strottele (Q202p Eys),
štr‧oͅdələ (Q202p Eys),
zich aanstoten:
ze.x ˂ā.št‧uətə (Q202p Eys)
|
gebrekkig spreken [hakkelen, tottelen, stamelen, touwen, tatewalen, totteren, stotteren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
22436 |
gebruik |
gebruik:
gebroek (Q202p Eys),
gebrōēk (Q202p Eys),
gebrūk (Q202p Eys),
gewente:
gəweͅndə (Q202p Eys)
|
Een wijze van doen die in meer of minder ruime kring in zwang is [gebruik, gewoonte, gewente, zwang, geplogenheid]. [N 88 (1982)] || gebruik [SGV (1914)]
III-3-2
|
21492 |
geburen |
buurlui:
buurluui (Q202p Eys),
naburen:
(m. mv.).
n‧oͅabərə (Q202p Eys)
|
alle buren samen [geburen, gebuur] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19249 |
gedachtenis |
aandenken:
ā. de.ŋkə (Q202p Eys)
|
terugdenkend aan overleden personen op bepaalde data [gedenken, geheugen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28106 |
gedeeltelijk opvullen |
pfuschen:
f ̇̇ušǝ (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Open ruimten in de opvulling laten. Dit werd volgens Lochtman (pag. 173) vroeger, toen er nog met de hand werd opgevuld, uit luiheid gedaan. Volgens een invuller uit Q 121 kon de term "pfuschen" ook worden gebruikt voor het verwerken van oud hout in de opvulling in plaats van stenen. Dit was ten strengste verboden omdat het mijnschade kon veroorzaken. Zie ook het lemma Een Stuk Mijngang Onopgevuld Laten, Wld II.4, pag. 82. [N 95, 553; N 95, 554; monogr.; div.]
II-5
|
19248 |
gedenken; gedachtenis |
achterdenken:
aterdinke (Q202p Eys),
gedenken:
gedenken (Q202p Eys),
gəde.ŋkə (Q202p Eys)
|
nagedachte [SGV (1914)] || terugdenkend aan overleden personen op bepaalde data [gedenken, geheugen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24000 |
gedoopt worden |
gedoopt worden:
gedupt weadden (Q202p Eys)
|
Gedoopt worden. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19256 |
gedupeerd |
gezien:
gezie (Q202p Eys),
zich gekloot haan:
ze.x˃ gəkl‧uət hā.n (Q202p Eys),
zich gekuld haan:
ze.x˃ gək‧øͅlt hā.n (Q202p Eys)
|
veel nadeel of hinder van een of andere daad of woorden ondervindend [gezien, geleverd, gepluimd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23666 |
gedurige aanbidding |
aanbidding sacrament (<lat.):
aanbidding sacrament (Q202p Eys)
|
Altijddurende/gedurige aanbidding van het Sacrament des Altaars. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18916 |
gedwee |
braaf:
braaf (Q202p Eys),
gewillig:
gəw‧eləx (Q202p Eys)
|
blijken van onderworpenheid tonend, zonder nadenken opdrachten uitvoerend [gewillig, braaf, gedwee, gemakkelijk, goed, zacht] [N 85 (1981)]
III-1-4
|