21280 |
joelen |
kwaken:
kwaake (Q202p Eys),
rament maken:
(het eerste woord is onzijdig).
rameͅ.nt mā.kə (Q202p Eys),
ramenten:
Van Dale: ramenten, (gew.) lawaai maken, rommelen.
rameͅ.ntə (Q202p Eys),
schandaal maken:
(het eerste woord is onzijdig).
šənd‧āl mā.kə (Q202p Eys),
schandalen:
šənd‧ālə (Q202p Eys)
|
zich luidruchtig gedragen met veel gebaren en bewegingen; joelen [kwaken, jouwen, joelen, herriën, stachelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
22379 |
jojo |
jojo:
jojo (Q202p Eys),
jōjō (Q202p Eys)
|
Het speeltuig bestaande uit een schijf die langs een koord dat eromheen gewonden is, afloopt en door de traagheid zichzelf weer opwindt [jojo]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21814 |
jokken |
bemuilen:
bemoele (Q202p Eys),
over iemand (liegen).
‧eͅŋə bəm‧ulə (Q202p Eys)
|
onwaarheden vertellen [beuzelen, gekken, jokken, leugen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
20310 |
jong (bn.) |
jong:
⁄t kink is nŏg jonk (Q202p Eys)
|
jong [t kind is nog ~] [SGV (1914)]
III-2-2
|
22027 |
jong dat pluimen begint te krijgen |
pluimen op krijgen:
Opm. betekent: hij krijgt pluimen op.
ə ki.t pl‧ymən o.p (Q202p Eys)
|
een jong met schietende pluimen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24175 |
jong en kaal vogeltje |
klein vogeltje:
klae vugelke (Q202p Eys),
kweker:
kweker
kweaker (Q202p Eys)
|
een jonge vogel die nog niet kan vliegen (kakjong) [N 83 (1981)] || een vogel die nog gevoerd moet worden (kwèker) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24176 |
jong en kaal vogeltje adj. |
naakt:
na.kš (Q202p Eys),
naks (Q202p Eys),
nog niet vlug:
noͅ.x ne.t vlø.k zi.ə (Q202p Eys)
|
nog geen veren hebbend, gezegd van jonge vogels ( maaibloot, paddebloot) [N 83 (1981)] || nog niet in staat om te vliegen, gezegd van jonge vogels (kak, kwak) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24338 |
jong van een dier |
jong:
jonk (Q202p Eys),
WLD
jo.ŋk (o.) (Q202p Eys),
klein diertje:
klee deerke (Q202p Eys)
|
Hoe noemt u het jong van een dier (jonk, jonkie, welp, wulp, kakerd, kakernest) [N 83 (1981)] || klein beestje [DC 37 (1964)]
III-4-2
|
34314 |
jong varken |
bag:
bak (Q202p Eys),
bagje:
bɛkškǝ (Q202p Eys)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
21910 |
jonge duif |
jonge, een ~:
(m.).
jo.ŋə (Q202p Eys),
pieper:
pieper (Q202p Eys)
|
een jonge duif jonger dan één jaar? [N 93 (1983)] || Hoe heet een jonge duif, nog te jong om mee te spelen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|