17994 |
kreunen van de pijn |
jammeren:
joͅamərə van də piŋ (Q202p Eys),
kermen:
kerme (Q202p Eys),
kɛrəmə (Q202p Eys)
|
Kreunen van pijn (koorgaan, kermeneren, kermen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18146 |
kreupel |
kreupel:
kröppel (Q202p Eys)
|
Kreupel - Kent men in uw dialect het volgende woord in dezelfde of een min of meer afwijkende vorm, zoals b.v. krepel naast kreupel. [DC 17 (1949)]
III-1-2
|
24893 |
kreupelhout |
gestruiks:
gəštry.ks o. (Q202p Eys)
|
Laag houtgewas met dooreengegroeide stammen en takken (onderhout). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24955 |
krib in de rivier |
bat:
batte (Q202p Eys),
dam:
dam (Q202p Eys),
dijk:
dyk (Q202p Eys)
|
krib, dam van rijswerk, stenen en aarde om de bedding van een rivier te versmallen en zo de stroom te versterken, loodrecht of schuin op de oever aangebracht [bol] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21343 |
krijgen |
krijgen:
kriēge (Q202p Eys)
|
krijgen [SGV (1914)]
III-3-1
|
22351 |
krijgertje spelen |
nalopen:
noͅalōpə (Q202p Eys),
tikkertje spelen:
tikkertje (Q202p Eys)
|
Het spel waarbij één kind anderen tracht in te halen en dan te tikken, waarna de getikte weer de vangman is (ook op dit spel bestaan talloze varianten; misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld werd) [letsen, hets geven, hetske jagen [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24198 |
krijsen |
keken:
kēͅ.əkə (Q202p Eys),
kèaken (Q202p Eys)
|
een hard schreeuwend geluid maken, gezegd van vogels (kèken, krijsen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
21946 |
kringetjes maken rond de duivin (baltsverschijnsel) |
parig (bn.):
parig (Q202p Eys)
|
Hoe benoemt men de volgende baltsverschijnselen van duiven: rond de duivin kringetjes maken? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17861 |
krioelen |
krievelen:
krii̯uələ (Q202p Eys),
krioelen:
krioele (Q202p Eys)
|
Krioelen: zich in alle richtingen dooreen bewegen (event. met veel lawaai) (krioelen, broeliën, krielen, kriewelen, kriemelen, wriemelen, wriemelen, grimmelen, wemelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18071 |
kroep |
kroep:
kroͅ.p (Q202p Eys),
pip:
pip (Q202p Eys)
|
Kroep: ontsteking van het strottehoofd en de luchtpijp die door afzettingen op het slijmvlies gevaar van verstikking met zich meebrengt (kroep, krop, pip). [N 84 (1981)]
III-1-2
|