17649 |
kruis |
kruis:
kruts (Q202p Eys)
|
kruis [SGV (1914)]
III-3-3
|
22476 |
kruis of munt |
kruis of munt:
kruuts of munt (Q202p Eys)
|
Het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23203 |
kruisbeeld |
kruis:
kruuts (Q202p Eys),
kruisbeeld:
kruutsbild (Q202p Eys)
|
Een beeld van Christus-aan-het-kruis [kruus, kruuts, kruu(t)sbeeld, kruusse-fiks?]. [N 96A (1989)] || Een kruisbeeld, het geheel van kruis en de eraan gehechte Christusfiguur. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33551 |
kruisbes |
kroezel:
mv: -6
kroe6sj6l6 (Q202p Eys)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
24656 |
kruisbladige wolfsmelk |
rattekruid:
ratte kroed (Q202p Eys)
|
Kruidsbladwolfsmelk (euphorbia lathyrus). Forse plant van 1 m hoogte, met grote, vaak 6-8 cm lange en omstreeks 2 cm brede, grijsachtige groene bladeren (rattekruid, aberzop, klein spargie). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
23807 |
kruisdagen |
kruisdagen:
Krutsdaag (Q202p Eys)
|
De drie dagen vóór Hemelvaartsdag, de kruisdagen [krütsdaag, kruusdaog]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24100 |
kruisheer |
kruisheer:
kruusheer (Q202p Eys)
|
Een Kruisheer [Kruushier]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23750 |
kruisje aan een kettinkje |
kruisje met ketting:
kruutske mit ketting (Q202p Eys)
|
Een kruisje, aan een kettinkje om de hals gedragen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23717 |
kruisje van de rozenkrans |
rozenkranskruisje:
roezekrans kruutske (Q202p Eys)
|
Het kruisje aan de rozenkrans. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23314 |
kruisprocessie |
kruisprocessie (<lat.):
krutsprossesie (Q202p Eys)
|
De processie die tijdens de kruisdagen gehouden wordt voor een goede oogst, de kruisprocessie . [N 96C (1989)]
III-3-3
|