28273 |
laadplaats |
laadplaats:
l˙ātpl˙ātš (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits])
|
De ondergrondse ruimte naast de schacht waar de mijnwagens op de kooi worden geduwd. [N 95, 690; monogr.; N 95A, 3; N 95, 178]
II-5
|
27368 |
laadstok |
laadstek:
l˙ātštę.k (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Laura, Julia])
|
Ronde houten stok waarmee de schiethouwer of schietmeester de patronen in het schietgat duwt. De stok is van hout omdat een metalen laadstok vonken zou kunnen voortbrengen en op deze wijze de lading vroegtijdig zou kunnen doen ontploffen. [N 95, 406; monogr.; Vwo 176; Vwo 178; Vwo 463]
II-5
|
27890 |
laadwagen |
laadschup:
l˙ātšø.p (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits]),
laadwagen:
l˙ātwā.gǝ (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits]),
scheplaadwagen:
šø.pl˙ātw.ān (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Julia])
|
Mechanisch aangedreven machine waarmee bij de aanleg van steengangen en galerijen de losgeschoten of losgehakte stenen in mijnwagens kunnen worden geladen. De woordtypen "eimco" (Q 35), "eimcowagen" (Q 121) en "sullivan" (Q 121) hebben betrekking op laadwagens, genoemd naar de fabrikant. [N 95, 830; N 95, 833; N 95, 834; monogr.; div.; Vwo 388; Vwo 389; Vwo 460; Vwo 695]
II-5
|
24925 |
laag grond |
laag:
loag (Q202p Eys),
laag drek:
laeg drek (Q202p Eys),
v.
loͅax ˂dreͅk (Q202p Eys)
|
laag (znw.) [SGV (1914)] || laag grond [laag, scheel, bank] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33659 |
laaggelegen weidegrond |
broek:
brōk (Q202p Eys)
|
Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
33699 |
laagte in het landschap |
laagte:
liǝgdǝ (Q202p Eys)
|
Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20]
I-8
|
18301 |
laars tot of boven de knie |
stevel:
sjtievele (Q202p Eys)
|
Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
23658 |
laatste evangelie |
t letste evangjillióm?].:
t letste evangelie (Q202p Eys)
|
Het laatste evangelie, het beginmstuk van het evangelie volgens Johannes, dat gelezen werd na de zegen [t lèste evangillie [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23506 |
laatste mis |
snapmisje:
snapmèske (Q202p Eys)
|
De laatste, vaak korte mis op zondag, de laatste gelegenheid om de mis te horen [snapmèske, gawkletske?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23909 |
laatste oordeel |
laatste oordeel:
het letste oerdeel (Q202p Eys)
|
Het laatste oordeel. [N 96D (1989)]
III-3-3
|