e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eys

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
langspijler langsstreb: l ̇aŋs[streb] (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Zwartberg, Waterschei]) Pijler die in de hellingsrichting van de koollaag ligt. Voor de fonetische documentatie van de woorddelen -(pijler), -(streb) en -(taille) zie men het lemma Pijler. [N 95, 479; N 95, 286] II-5
langzaam, traag langzaam: la.ŋk˃z‧ām (Eys), laŋsaam (Eys), traag: tr‧oͅax (Eys) langzaam (lui, traag, stil, telijig) [DC 39 (1965)] || langzaam [lui, traag, stil, telijig] [N 91 (1982)] III-4-4
lantaarn lantaarn: lantêjr (Eys) lantaarn [SGV (1914)] III-2-1
lap lap: lap (Eys), (m.).  la.p (Eys) sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 86 (1981)] III-1-3
last, moeilijkheid lastigheid: v.  leͅ.stexhē.t (Eys), schweinerei (du.): v. (= de inspanning bij het werk).  š‧eͅnər‧eͅi̯ (Eys) het moeilijk zijn [slameur, last] [N 85 (1981)] III-1-4
laster bemuilerij: v.  bəm‧ulər‧eͅi̯ (Eys), oneer: v.  o.n‧iər (Eys) het schenden van iemands goede naam [achterpraat, achterklap, laster] [N 85 (1981)] III-1-4
lasteren bemuilen: bemoele (Eys), bəm‧ulə (Eys), door de drek halen: dø.rəx˃ dər dreͅ.k hoͅ.alə (Eys), doorstropen: dø.rəxštrø̄.pə (Eys), lasteren: lastere (Eys) het schenden van iemands goede naam [achterpraat, achterklap, laster] [N 85 (1981)] || iemands goede naam schenden [labbekakken, insteken, bespreken, rabbelen, klapperen, commeren] [N 85 (1981)] III-1-4
lastig (werken) lastig: leastig (Eys), lĕstig (Eys), leͅ.stex (Eys), niet makkelijk: nit mekkelig (Eys) het moeilijk zijn [slameur, last] [N 85 (1981)] || lastig [SGV (1914)] || niet zonder moeite of inspanning volbracht of afgedaan kunnend worden, niet gemakkelijk [difficiel, delicaat, ongemakkelijk, onklaar, zwaar moeilijk] [N 85 (1981)] III-1-4
lastig kind lastige poet: m.  leͅ.stegə pū.t (Eys), mispunt: mispunt (Eys) een kind met een lastig karakter [nest, bernuizig kind, erg] [N 85 (1981)] III-1-4
lastig zijn het schot uithangen: ət šoͅ.t ˂ū.tha.ŋə (Eys), klieren: klieren (Eys) tot last zijn, kwelling veroorzaken [vervelen, klieren, sarren, tergen, hengelen, kneuten, kneuteren, donderjagen, moesjanken,vernooien, verleden] [N 85 (1981)] III-1-4