18974 |
bekennen |
bekennen:
bekinne (Q202p Eys),
bək‧eͅnə (Q202p Eys)
|
uitkomen voor een schuld [kennen, bekennen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21514 |
bekeuren |
beboeten:
beboete (Q202p Eys),
inmalen:
‧eͅŋə ē. m‧oͅalə (Q202p Eys)
|
iemand een boete opleggen [kalangeren, kallizeren, noemren, opboeten, schutten, opkalken, beboeten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
30041 |
bekisting |
bekisting:
bǝkesteŋ (Q202p Eys)
|
De van planken en platen vervaardigde houten mal waarin beton gestort wordt. Zie ook het lemma 'Bekister'. [N 30, 51a; monogr.]
II-9
|
22677 |
bekkens |
deksels:
deͅksələ (Q202p Eys),
schellen:
schelle (Q202p Eys)
|
Het muziekinstrument dat bestaat uit twee koperen schijven met leren handvaten, die tegen elkaar geslagen worden [bekkens, schellen]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
21357 |
bekvechten |
afstrijden:
afstriee (Q202p Eys),
disputeren (<fr.):
Van Dale: disputeren (<Fr.), wetenschappelijk redetwisten; - kibbelen, twisten.
disputeere (Q202p Eys),
strijden:
ze.x štr‧ii̯ə (Q202p Eys)
|
redetwisten [SGV (1914)] || ruzie maken door woorden [afstrijden, rikrooien, kerwee hebben, strijden, muilvech-ten, smoelvechten, opstrijden] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
25075 |
belangrijk, van belang |
van belang:
va belank (Q202p Eys)
|
van grote betekenis [van belang, van pretansie] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21715 |
belasting |
belasting:
belasting (Q202p Eys),
(v.).
bəla.steŋ (Q202p Eys)
|
de verplichting tot het betalen van een geldelijke bijdrage in de lasten van de overheid [tijns, cijns, belasting, taks] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21716 |
belastingbiljet |
aanslag:
(m.).
ā.šlā.x (Q202p Eys),
aanslagbiljet:
(o.).
ā.šlā.x˂be.ljeͅ.t (Q202p Eys),
belastingbiljet:
belastingbiljet (Q202p Eys)
|
het biljet waarop vermeld staat hoeveel belasting iemand moet betalen [lastenbrief, brandbrief, binnenboek] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23951 |
belofte |
belofte:
een belofte (Q202p Eys)
|
Een belofte. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21600 |
belofte niet houden |
geen woord houden:
gee woad hoate (Q202p Eys),
zich niet eraan houden:
ze.x ne.t˃ dr‧a hoͅ.tə (Q202p Eys),
ze.x ne.t˃ dr‧a hoͅ.u̯ə (Q202p Eys)
|
een belofte niet houden [beenschijten, zijn woord intrekken, belezen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|