21857 |
onbruikbare voorraad |
rotzooi:
rotzooi (Q202p Eys),
v.
roͅ.t˃z‧ōi̯ (Q202p Eys),
sauerei (du.):
v.
z‧oͅu̯ər‧eͅi̯ (Q202p Eys)
|
allerlei slechte en onbruikbare voorraad [breggel, plodder, bocht, bagage] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
27666 |
onder de douche staan |
poekelen:
pu.kǝlǝ (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
)
|
Gebruik was dat de mijnwerkers bij het douchen elkaar de rug wasten. Volgens een informant van Q 121 was dit gebruik op de Domaniale mijn na de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) door Duitse werknemers ingevoerd. De informant uit Q 12 zegt dat dit gebruik in België niet bestond. Dit laatste wordt echter tegengesproken door de opgaven van Q 3 voor de mijnen Winterslag en Waterschei en L 422 voor de mijn van Eisden! De informant uit L 417 vermeldt daarentegen dat de mijnen Zwartberg en Waterschei aparte douchecellen kenden en dat het gebruik van elkaar de rug wassen daar niet bestond. [N 95A, 4; N 95, 71; monogr.]
II-5
|
33450 |
onderdeur |
onderste deur:
øŋǝštǝ dyǝr (Q202p Eys)
|
Het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel is meer voor dagelijks gebruik, bedoeld om toegang te verlenen aan voetgangers en kleine voertuigen (karretjes) en om, in gesloten stand, aan vee de doorgang te beletten. In plaats van een onderdeur kan ook een kleine hekdeur van latten gebruikt worden. Zie ook afbeelding 18.e bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37c en 42d; monogr.]
I-6
|
24637 |
ondereinde van de stam |
vot:
vo.t v. (Q202p Eys)
|
Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
27174 |
ondergronds |
ondenin:
o.ŋǝn˙ę (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma])
|
Beneden in de mijn onder de grond. [N 95, 113; monogr.]
II-5
|
21351 |
onderhands |
onder de hand:
onder de hand (Q202p Eys)
|
onderhandsch [SGV (1914)]
III-3-1
|
18257 |
onderhemd |
hemd:
e sjŭn hemp (Q202p Eys),
hemd (Q202p Eys),
zweetstubje:
šwē.tšty.pkǝ (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma, Maurits])
|
hemd [SGV (1914)] || Het hemd dat onder het flanellen mijnhemd wordt gedragen. Volgens de invuller uit Q 202 mocht dit hemd op de Oranje-Nassaumijnen I, III en IV niet uitgetrokken worden. [N 95, 60 add.] || schoon [o] [een ~ hemd] [SGV (1914)]
II-5, III-1-3
|
28270 |
onderkabel |
onderzeel:
o.ŋǝrzē.l (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De kabel die aan de onderzijde van de liftkooien is bevestigd en tot doel heeft evenwicht te scheppen tussen de bovenkabels van beide kooien. De onderkabel is meestal plat van vorm. [N 95, 95; monogr.]
II-5
|
25492 |
onderkant van het brood |
onderkant:
ōŋǝrkānt (Q202p Eys)
|
[N 29, 54b; monogr.]
II-1
|
23417 |
onderkerk |
kerkkeldertje:
kirk kelderke (Q202p Eys)
|
De ruimte, de kelder onder de gehele kerk [onderkerk?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|