21688 |
ontvangen |
beuren:
buren (Q202p Eys),
by.ərə (Q202p Eys)
|
in het bezit gesteld worden van bijv. geld [beuren, inbeuren ontvangen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18858 |
ontzien |
ontzien:
o.nt˃zi.ə (Q202p Eys),
ontzie (Q202p Eys)
|
iemand zoveel mogelijk sparen [ontzien, vreeuwen, vieren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28071 |
onverantwoord kolen delven |
ruppen/roppen:
ru.pǝ (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits])
|
Steenkool wegnemen op een plaats waar dit niet mag, of op onoordeelkundige wijze. Vooral het onverantwoordelijke aspect van het "ruppen/roppen" wordt door een aantal zegslieden benadrukt. Zo schrijft een respondent uit Q 113 dat men op de vier Oranje-Nassaumijnen met deze term bedoelde het weghalen van de kool achter de stijlen zonder ondersteuningen te plaatsen, terwijl een invuller uit Q 121 daar nog aan toevoegt dat dit op de Domaniale mijn gebeurde wanneer er te weinig wagens geproduceerd waren. [N 95A, 2; monogr.; N 95, 510]
II-5
|
33544 |
onvolgroeide vrucht |
verkruppelde, een -:
geslacht naar gelang van de vrucht
vərkrø.pəlde m./v. (Q202p Eys)
|
Een onvolgroeide vrucht (krots, gast). [N 82 (1981)]
I-7
|
34151 |
onvruchtbare koe |
manse koe:
mau̯s kōu̯ (Q202p Eys)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
23979 |
onwaardig |
onwaardig:
onwuurdieg (Q202p Eys)
|
Onwaardig [ónwèèrdig, ónwuurdieg]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25176 |
onweerx |
donderweer:
donderwêjr (Q202p Eys)
|
onweersbui [SGV (1914)]
III-4-4
|
17973 |
onwel |
gammel:
gammel (Q202p Eys),
krank:
ze.ch kraŋk v"lə (Q202p Eys),
niet goed:
ze.ch ne.t go.t v"lə (Q202p Eys),
niet lekker:
neet lekker (Q202p Eys),
niet richtig (du.):
ze.ch ne.t re.chtəch v"lə (Q202p Eys)
|
Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, onlustig, niet prut, kadies, dings). [N 84 (1981)] || Zich niet lekker voelen (spijten, kruchen, in de lappenmand zijn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19218 |
onwennig (voelen) |
niet heem:
nit heem veule (Q202p Eys),
ze.x ne.t hē.m v‧ø̄lə (Q202p Eys)
|
nog niet op zijn gemak zijn in een nieuwe toestand [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23923 |
onze-lieve-heer |
onze-lieve-heer:
slivenheer (Q202p Eys)
|
Onze Lieve Heer [slievenheer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|