30313 |
raamvleugel |
schuifvenster:
šȳf˲venstǝr (Q202p Eys)
|
Het draaiend deel van een raam. In L 270 bestond in oudere huizen een raam uit twee gedeelten. Het bovenstuk van zo'n raam kon naar binnen worden opengeklapt. Men noemde dit het 'bovenlicht' ('bǭvǝlēx'). Zie ook het lemma 'Bovenlicht'. [N 55, 40b; A 46, 10b; monogr.]
II-9
|
33575 |
raapstelen |
raapstelen:
raapsteel (Q202p Eys),
r‧øpštē.l m. (Q202p Eys)
|
De jonge gesteelde bladeren van de kleine witte meiraap die in het voorjaar als groente gegeten worden; raapstelen (kelen, rieten, steeltjes). [N 82 (1981)]
I-7
|
19057 |
raar, vreemd |
raar:
raar (Q202p Eys),
vreemd:
vreiəm (Q202p Eys),
vrĕmd (Q202p Eys)
|
01; vreemd [SGV (1914)] || raar [DC 02 (1932)] || vreemd: Hoe luidt in uw dialect het woord - [DC 19 (1951)]
III-1-4
|
21361 |
raaskallen |
bazelen:
bazele (Q202p Eys),
bā.zələ (Q202p Eys),
lullen:
l‧øͅlə (Q202p Eys)
|
onzin praten, raaskallen [revelen, raaskallen, wauwelen, lullen, bazelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
28447 |
raat |
raat:
roǝt (Q202p Eys)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
19224 |
raden |
raden:
roane (Q202p Eys)
|
raden (ww.) [SGV (1914)]
III-1-4
|
21209 |
radio |
radio:
radio (Q202p Eys),
(m.).
rā.di.i̯o. (Q202p Eys)
|
een radio-ontvangtoestel [radio] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18167 |
rafel |
sommel:
vgl. Kerkrade Wb. (p. 278): tsoemmel, 1. rafel.
tsoemələ (Q202p Eys),
vadem:
Mv.; ev.: vaam.
vēəm (Q202p Eys)
|
Hoe noemt men de losse draden, die uit een weefsel loslaten? (Nederl. rafels) [DC 31 (1959)]
III-1-3
|
18168 |
rafelen |
rafelen:
rafele (Q202p Eys),
rŭffele (Q202p Eys),
r‧āfələ (Q202p Eys),
ruffelen:
røfǝlǝ (Q202p Eys)
|
aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, raffelen, reffelen, riefelen] [N 86 (1981)] || rafelen [SGV (1914)] || Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.]
II-7, III-1-3
|
21164 |
rails |
gleis (du.):
geleis (Q202p Eys),
(v.).
gl‧ɛi̯ts (Q202p Eys),
rails (<eng.):
rails (Q202p Eys),
(v.).
r‧ēls (Q202p Eys)
|
de staven waarop een trein loopt [rails, riels, riggels] [N 90 (1982)]
III-3-1
|