24524 |
rozenbottel |
rozenbottel:
rōēwezebottel (Q202p Eys)
|
rozenbottel [SGV (1914)]
III-4-3
|
23721 |
rozenhoedje |
rozenkrans:
roezekrans (Q202p Eys)
|
Een Rozenhoedje (waarbij men 1 maal het bidsnoer langs gaat). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23716 |
rozenkrans |
rozenkrans:
roesekrans (Q202p Eys)
|
De rozenkrans, het bidsnoer [bid-vr-ons?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23722 |
rozenkransgebed |
rozenkransgebed:
roezekrans gebed (Q202p Eys)
|
Het Rozenkransgebed (hierbij gaat men 3 maal het bidsnoer langs) . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23730 |
rozenkransmaand |
rozenkransmaand:
roezekrans mònd (Q202p Eys)
|
De Rozenkransmaand (d.w.z. oktober). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20846 |
rozijn |
rozijn:
rəzi.ŋ v. (Q202p Eys)
|
Een gedroogde druif (rozijn, serzijn). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
20851 |
rozijnenbrood |
rozijnenweg:
rozienguwek (Q202p Eys)
|
brood, waarin rozijnen gebakken worden [N 29 (1967)]
III-2-3
|
28372 |
rubber transportband |
gummiband:
g˙umiba.nt (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Transportband, vervaardigd uit rubber. [N 95, 644; monogr.]
II-5
|
17767 |
rug |
rug:
rŭk (Q202p Eys),
ryk (Q202p Eys)
|
rug [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
21936 |
ruien |
muiten:
Van Dale: muiten1, 1. (veroud., gew.) ruien (m.n. van jachtvogels - (van dieren) vervellen.
moete (Q202p Eys),
ruien:
r‧øͅi̯ə (Q202p Eys)
|
Hoe heet het volledig vernieuwen van het vederkleed? [N 93 (1983)]
III-3-2
|