27432 |
bijl |
bijl:
b ̇ęjǝl (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Hakwerktuig waarmee men ondergronds het hout van de ondersteuningen kan bewerken. De term "aks" duidde volgens de invuller uit Q 15 een grote bijl aan die door de roofploeg werd gebruikt. [N 95, 729; N 95, 732; N 95, 760 add.; monogr.; Vwo 130; Vwo 369]
II-5
|
25368 |
bijl waarmee men het slachtvee verdooft |
aks:
akš (Q202p Eys),
bijl:
bējǝlǝ (Q202p Eys)
|
Om het slachtdier te verdoven geeft de slachter het dier een klap op de kop met de achterkant van de bijl. [N 28, 5a; N 28, 5b; N 28, 10c]
II-1
|
25460 |
bijl waarmee men het vlees in kleine stukjes hakt |
hakmes:
hakmɛts (Q202p Eys)
|
Bedoeld zijn de kleine stukjes die in de worst worden verwerkt etc. De mes-opgaven binnen dit lemma duiden op een soort hakmes. [N 28, 115; N 28, 49]
II-1
|
21804 |
bijleggen |
bijleggen:
beilekke (Q202p Eys),
bejlekke (Q202p Eys),
beͅilɛGə (Q202p Eys),
weer vrienden zijn:
w‧ɛr vrø.nt˃ zi.ə (Q202p Eys),
zich verstaan:
ze.x w‧ɛr vərštoͅ.a (Q202p Eys)
|
een ruzie, een onenigheid bijleggen of oplossen [schavelen] [N 85 (1981)] || Extra geld in de pot doen [lappen, bijleggen]. [N 88 (1982)]
III-3-1, III-3-2
|
21102 |
bijten |
bijten:
bīētə (Q202p Eys)
|
bijten [DC 37 (1964)]
III-2-3
|
21156 |
bijweg |
binnenweg:
m.
b‧eͅnəweͅ.x (Q202p Eys),
zijweg:
ziej-weg (Q202p Eys),
m.
z‧ii̯weͅ.x (Q202p Eys)
|
een weg die niet de hoofdverbinding vormt (bijweg, remel) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
29948 |
bikbijltje |
kaphamer:
kaphāmǝr (Q202p Eys)
|
Tweesnijdend bijltje met kort handvat om oude stenen schoon te kappen. Zie ook afb. 9. Het verwijderen van oude specieresten van metselstenen werd in Q 116 'afbikken' ('āf˱bekǝ') genoemd. [N 30, 15c]
II-9
|
17652 |
bil |
bats:
bats (Q202p Eys, ...
Q202p Eys)
|
Bil. Ook platte woorden! [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
22551 |
biljarten |
biljarten:
biljartə (Q202p Eys)
|
Het raken van de rode bal en één van de beide witte met de andere witte bal waarmee gespeeld wordt in een bepaald biljartspel [carambole, karbel, kerbol, karbelhouwogen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21878 |
billijk |
<omschr.> valt mee:
(valt mee).
v‧eͅlt me.t (Q202p Eys),
billig:
billig (Q202p Eys),
schappelijk:
schappelijk (Q202p Eys)
|
redelijk, gezegd van de prijs voor een artikel [schappelijk, billijk, civiel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|