26112 |
schoren |
afspreizen:
˙āfšpręjtsǝ (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Een of meer horizontale houten balken tussen twee ondersteuningen plaatsen om te verhinderen dat de ondersteuningen door de gesteentedruk gaan verschuiven. Zie ook het lemma Schoor. [N 95, 301; N 95, 353; N 95, 300; N 95, 899; monogr.]
II-5
|
31694 |
schors |
schaal:
šāl (Q202p Eys)
|
De ruwe buitenkant van de stam en takken van een boom. In sommige dialecten bestaat er een verschil in benaming tussen de schors van naaldbomen en die van andere bomen. Het betreft de plaatsen Lommel (K 278), Paal (K 357), Neerpelt (L 312), Overpelt (L 314), Hechtel L 352), Peer (L 355), Neerglabbeek (L 367), Houthalen (L 414), Hasselt (Q 2) en Martenslinde (Q 89). De schors van de naaldboom wordt daar met een locale uitspraakvariant van het woordtype schil aangeduid, de schors van andere bomen met die van schors. In Lanklaar (L 422) wordt het woord schaal (šal) alleen voor de schors van dennenbomen gebruikt [N 50, 8a-b; N 75, 83d; A 45, 32; L 34, 54a-b; monogr.]
II-12
|
24492 |
schors (alg.) |
schaal:
š‧āl v. (Q202p Eys),
schors:
schors (Q202p Eys)
|
De buitenste bekleding van een boom (schors, blek, blot, blast). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24721 |
schors van naaldbomen |
schaal:
š‧āl v. (Q202p Eys)
|
De schors van naaldbomen (schel). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18283 |
schort zonder borststuk |
kleine scholk:
klingə sjollək (Q202p Eys)
|
zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
29934 |
schort, voorschoot |
schortel:
šotsǝl (Q202p Eys)
|
[N 30, 5a; monogr.]
II-9
|
25069 |
schortvol |
schoot:
schoet (Q202p Eys),
š‧uət (Q202p Eys),
vol:
m.
vōͅ.l (Q202p Eys)
|
de hoeveelheid die men in één keer in zijn schort kan vervoeren [schoot, schortvol, slip] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21367 |
schot |
schot:
sjŭt (Q202p Eys)
|
schot [SGV (1914)]
III-3-1
|
17637 |
schouder |
schouder:
sjouwer (Q202p Eys),
sjower (Q202p Eys)
|
Hij gaf me een klap op mijn schouder. [DC 17 (1949)] || schouder [SGV (1914)]
III-1-1
|
17638 |
schouderblad |
schouderblad:
schouwerblad (Q202p Eys),
šoͅ.uərbla.t (Q202p Eys)
|
Schouderblad: een der beide, driehoekige platte beenderen op de bovenrug die de schouders helpen vormen (schouderblad, schoft). [N 84 (1981)]
III-1-1
|