e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eys

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schuifstijl colinettestijl: k˙ǫlǝnę.tšt˙il (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Domaniale]), jacobstijl: j˙ākǫ.b˱št˙il (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Domaniale]), schwarzstijl: šwa.rtšt˙il (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), toussaintstijl: t˙us˙ɛŋšt˙il (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), t˙uz˙ɛŋšt˙il (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), uittrekstijl: ū.ttrę.kšt˙il (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Metalen stijl die als eigenschap heeft dat hij bij belasting kan inschuiven. De inschuifbare stijl wordt in hoofdzaak in de winning en in mindere mate in de voorbereidingswerken toegepast. Volgens de invuller uit Q 15 werden de diverse soorten stijlen op de mijn Maurits aangeduid met het type. Als eerste paste men daar de Jacobstijl, later de verbeterde Jacobstijl toe, daarna de Gerlachstijl en uiteindelijk de Titanstijl. De laatstgenoemde had in de kopstijl een ingebouwde cric om de stijl bij het plaatsen direct vast te zetten. Bij de Jacob- en de Gerlachstijl was een aparte cric noodzakelijk. De Jacobstijl ontleent zijn naam aan de uitvinder Jacob Posma, bedrijfsingenieur van de Staatsmijn Maurits. [N 95, 334; N 95, 297; N 95, 296; monogr.] II-5
schuimen schuimen: schuume (Eys), š‧ymə (Eys) schuim opwerpen, dragen of geven [bedomen, schuimen] [N 91 (1982)] III-4-4
schuimspaan schuimlepel: sjumlêjepel (Eys) schuimspaan [SGV (1914)] III-2-1
schuldig (zijn) schuld hebben: šō.t hā.n (Eys), schuldig (zijn): schuldig (Eys) schuld hebbend aan een overtreding of misdrijf [schuldig, plichtig] [N 90 (1982)] III-3-1
schurft schurft: šø.rəf (Eys), šørf (Eys) Een zeer hardnekkige, heftig jeukende huidaandoening, die kan leiden tot sterke vermagering en zelfs tot totale uitputting van de aangetaste dieren. Schurft wordt veroorzaakt door verschillende soorten mijten, voor ieder dier weer verschillend. Zie ook het lemma ''schurft'' in wbd I.3, blz. 479-481. [N 3A, 89; N 52, 13; A 48A, 26; monogr.] || huidziekte, Jeukende ~ veroorzaakt door de schurftmijt; schurft (zeer, rap, krets, rui). [N 84 (1981)] I-11, III-1-2
schurk, smeerlap ondeugd: onduug (Eys), ongebhende, een - (<du.): m. ww bähen: betten, met warme compressen, omslagen behandelen. (VD D-N 190) Akens wb 58: bïene: bähen, baden  o.ngəb‧iəndə (Eys), rauber (du.): ruiber (Eys), schavuit: sjavuut (Eys), schind-aas: o.  š‧eͅn‧oͅas (Eys), smeerlap: m.  šmi.ərla.p (Eys) een persoon die allerlei streken uithaalt met kwade bedoelingen [prul, smeerlap, rakker, deugniet, beest, schobberd, schavuit] [N 85 (1981)] || schavuit [SGV (1914)] III-1-4
schutsboom schutsenboom: schutseboom (Eys), vogelstang: vuəgəlsjtaŋ (Eys) De lange staak waar bovenop een houten vogel is bevestigd die afgeschoten moet worden [schuttersboom, schutsboom, gaai, gaaipers, pers, wip, sprang]. [N 88 (1982)] III-3-2
schutting naast de koeienstand schot: šǫt (Eys) Om de koeienstand af te scheiden van de gang ernaast is er een schutting, een lage muur of een paal of plank aangebracht. De benamingen kunnen vaak ook van toepassing zijn op de scheiding tussen twee paarden in de paardestal. [N 5A, 38d] I-6
schuur schuur: s˙ȳǝr (Eys) Het apart staande of aan de stallen vastgebouwde bedrijfsgebouw, waarin de oogst geborgen wordt, ook dienend om in te dorsen en, vooral bij kleinere boerderijen, ook om landbouwwerktuigen te bergen. De voornaamste gelijkvloerse delen van de schuur zijn de dorsvloer en de tasruimte(n) naast de dorsvloer. Boven de dorsvloer bevindt zich veelal een balkenzolder. Zie afbeelding 12. [N 5A, 66a; JG 1a en 1b; A 11, 4; L 12, 1; S 32 en 50; Wi 15; Gi 2.I, 20; monogr.; add. uit N 5A, 71a en 71c] I-6
schuurmiddel zand: zant (Eys, ... ) schuurmiddel om metaal glanzend te maken - zand [DC 15 (1947)] III-2-1