24747 |
speenkruid |
haantjes:
haentjes (Q202p Eys)
|
Speenkruid (ficaria verna 5 tot 25 cm hoog. De stengels zijn liggend of opstijgend; de bladeren zijn hart- of niervormig, ze zijn glanzend en lang gesteeld, met knolletjes in de onderste bladdeksels. De bloemen zijn talrijk, met vrij smalle kroonbladere [N 92 (1982)]
III-4-3
|
20630 |
spek |
spek:
sjpĕk (Q202p Eys)
|
spek [garstig~] [SGV (1914)]
III-2-3
|
25457 |
spekhaak |
vleeshaak:
vlēšhø̄k (Q202p Eys)
|
De S-vormige haak waaraan vlees, spek enz. na het lossnijden uit het lijf worden opgehangen. [N 28, 112; monogr.]
II-1
|
30155 |
speklaag |
speklaag:
špɛklǭx (Q202p Eys)
|
Band van natuursteen die in baksteenmetselwerk is aangebracht. Zie ook afb. 44 en het lemma 'Sierlaag'. In Q 111 noemde men een huis met speklagen een 'spekhuis' ('šp'khūs'). [N 31, 31c; monogr.]
II-9
|
22841 |
spel (alg.) |
spel:
sjpīl (Q202p Eys)
|
spel [SGV (1914)]
III-3-2
|
18390 |
speld |
spang:
špaŋ (Q202p Eys)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
28970 |
spelden |
vastspangen:
vasšpaŋǝ (Q202p Eys)
|
Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
sjpiejele (Q202p Eys),
sjpieələ (Q202p Eys)
|
Als je klaar bent mag je gaan spelen. [DC 35 (1963)] || spelen [SGV (1914)]
III-3-2
|
22101 |
spelen voor een prijs |
poulen (<fr.):
p‧ulə (Q202p Eys),
spelen:
spiele (Q202p Eys)
|
Hoe heten de volgende combinatiemogelijkheden bij het inleggen/inzetten: spelen voor prijs? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22467 |
speler die twee beurten heeft |
dam:
dam (Q202p Eys),
dubbel spel:
dubəl sjpīələ (Q202p Eys)
|
Een speler die twee beurten heeft om het aantal gelijk temaken in bepaalde spelen [dam, dame]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|