20062 |
ster van bethlehem (campanula isophylla moretti) |
ster van bethlehem:
Ster van Bethlehem (Q202p Eys)
|
Ster van Bethlehem (campanulla isophulla alba) (kampanulla, valse edelweiss). [N 92 (1982)]
III-2-1
|
30005 |
sterke mortel |
sterke spijs:
štɛrkǝ špīs (Q202p Eys)
|
Mortel voor waterdicht pleisterwerk, bijvoorbeeld voor kelders. Volgens de invuller uit Q 180 werd bij de bereiding ervan Rijnzand gebruikt. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '-(spijs)', '-(specie)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 38b]
II-9
|
20323 |
sterven |
kapotgaan:
kapot gao (Q202p Eys),
kapot˲gǭǝ (Q202p Eys),
WLD
kəpoͅ.t˃ goͅ.a (Q202p Eys),
sterven:
sjterve (Q202p Eys),
sjtērreve (Q202p Eys),
sterreve (Q202p Eys),
štɛrvə (Q202p Eys)
|
Doodgaan, gezegd van een dier. [N 38, 17b] || Hoe noemt u sterven, gezegd van dieren (kreperen, kapotgaan, doodgaan) [N 83 (1981)] || sterven [DC 38 (1964)], [SGV (1914)] || sterven van een mens [N 38 (1971)] || sterven, doodgaan, hemelen gaan [sjterreve, hiemmelejoaë] [N 96D (1989)]
I-11, III-2-2, III-4-2
|
24822 |
sterven van een plant |
afsterven:
aafsjterve (Q202p Eys),
kapot gaan:
kapotgaoë (Q202p Eys)
|
sterven van een plant [N 38 (1971)]
III-4-3
|
24059 |
stervensgebed |
stervensgebed:
stervegebed (Q202p Eys)
|
Een gebed voor een stervende, "stervensgebed"[sjtervejebed]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
29981 |
steunklos |
steunklos:
štø̜̄nklǫs (Q202p Eys)
|
Houten klos die op de staander wordt gespijkerd. Op de klos rust de optopper, waarmee de steiger wordt verlengd. Zie ook afb. 19. [N 32, 5c; monogr.]
II-9
|
21116 |
stevig, gezegd van voedsel |
goed:
go.t št‧ēvex (Q202p Eys),
machtig:
meͅ.xtex (Q202p Eys),
stevig:
stevig (Q202p Eys)
|
stevig, gezegd van voedsel (straf) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
20151 |
stiefdochter |
stiefdochter:
sjteefdautər (Q202p Eys)
|
stiefdochter [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20341 |
stiefkinderen |
stiefkinder:
sjteefkingər (Q202p Eys)
|
stiefkinderen [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20340 |
stiefmoeder |
stiefmoeder:
sjteefmoddər (Q202p Eys)
|
stiefmoeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|