21252 |
stoomboot |
dampschip:
dampsjip (Q202p Eys)
|
stoomboot [SGV (1914)]
III-3-1
|
30161 |
stootvoeg |
staande voeg:
štǭndǝ [voeg] (Q202p Eys)
|
Verticale voeg. Zie ook afb. 41. Het woordtype 'dilitatievoeg' (L 382) duidt een voeg aan die wordt aangebracht om te verhinderen dat bij grote temperatuurwisselingen scheuring in het metselwerk zal optreden. Zie voor de fonetische documentatie van het woord en woorddeel '(voeg)' het lemma 'Voeg'. [N 32, 29c; monogr.]
II-9
|
19698 |
stop voor fles of kruik |
stop:
sjtup (Q202p Eys)
|
stop [SGV (1914)]
III-2-1
|
32330 |
stop, tapkraan |
stop:
štop (Q202p Eys)
|
De, volgens respondenten uit Horst (L 246), Broekhuizenvorst (L 0247), Venlo (L 271) en Beesel (L 300), van kurk vervaardigde stop, die ter afsluiting in het tapgat wordt geslagen. Wanneer het houten vat wordt aangeslagen, wordt de stop vervangen door een houten tapkraan. [A 36, 3d; monogr.]
II-12
|
27742 |
storing, dislokatie |
storing:
št˙yǝreŋ (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits])
|
Een plotselinge vernauwing van de steenkoollaag door het binnendringen van het dak of de vloer of vaak ook van beide. [N 95, 843; N 95, 496; monogr.]
II-5
|
25173 |
stormx |
storm:
storm (Q202p Eys, ...
Q202p Eys),
m.
štorəm (Q202p Eys)
|
storm, zeer hevige, zekere tijd aanhoudende wind [tempeest] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21446 |
stortplaats |
stort:
stort (Q202p Eys),
(o.).
štoͅ.rt (Q202p Eys)
|
de plaats waar vuilnis gestort mag worden [stort] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17901 |
stoten |
stoten:
sjtōēwte (Q202p Eys),
stoete (Q202p Eys),
štuətə (Q202p Eys)
|
stoten, stuiken [SGV (1914)] || Stoten: een schokkende of krachtige duw geven (stoken, stuiken). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18846 |
stoutmoedig |
kamau in de prij haan:
ka.mōͅ.u̯ e.n də pr‧ii̯ hā.n (Q202p Eys),
kamau in zich haan:
ka.mōͅ.u̯ e.n ze.x hā.n (Q202p Eys),
stout:
stoots (Q202p Eys, ...
Q202p Eys)
|
heel veel durf hebbend [frank, boud, stout] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20534 |
stoven |
pruttelen:
pruttele (Q202p Eys),
smoren:
smoare (Q202p Eys),
stoven:
sjtoeweve (Q202p Eys),
št‧ōvə (Q202p Eys),
št‧uəvə (Q202p Eys)
|
bakken; Hoe noemt U: Spijzen met boter of vet bereiden (kuinen) [N 80 (1980)] || stoven (ww.) [SGV (1914)] || stoven; Hoe noemt U: Met weinig vet op laag vuur gaar laten worden (smoeren, stoven, wallen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|