23907 |
van de duivel bezeten |
met de duivel bezeten:
mit der duvel bezaette (Q202p Eys)
|
Van de duivel bezeten [mit der duvel bezaese]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20474 |
van hoge afkomst |
van hoge komaf:
va h‧uəgə ko.m‧āf (Q202p Eys)
|
afkomst, afstamming; bloedverwantschap in neerdalende lijn [komaf, tuk, afkomst] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
19236 |
van katoen geven |
inspannen:
ispanne (Q202p Eys),
zich touwen:
ze.x t‧oͅu̯ə (Q202p Eys)
|
alle kracht inspannen om iets op tijd klaar te hebben [lament geven, buzze geven, kemp geven, draad geven, kletsoor geven] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34489 |
van veren wisselen |
muiten:
mūtǝ (Q202p Eys)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
22355 |
van zijn plaats rollen |
binnen:
binne (Q202p Eys),
uitlopen:
ūtlōpə (Q202p Eys)
|
Van zijn plaats rollen, gezegd van een tol die uitgedraaid is [binnen, birzen, bizzen, brienen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17824 |
vangen |
vangen:
vangə (Q202p Eys)
|
vangen [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
22352 |
vanger bij krijgertje spelen |
pakker:
pakker (Q202p Eys)
|
De persoon die vangt bij het krijgertje spelen [pakker, seseur]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22091 |
vangijzertje, vangklep aan duiventil |
dreng:
dreng (Q202p Eys, ...
Q202p Eys),
(mv.).
dr‧ɛŋ (Q202p Eys, ...
Q202p Eys)
|
Hoe heet de inrichting waardoor de duiven wel het hok binnen kunnen maar niet eruit, of omgekeerd? [N 93 (1983)] || Hoe heet een van de daarbij scharnierende draden? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
28252 |
vangwerk |
vangklauwen:
v˙aŋkl˙ǫwǝ (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits])
|
Inrichting aan de liftkooi die dient om bij kabelbreuk het neerstorten van de kooi te verhinderen. [N 95, 91; monogr.]
II-5
|
18808 |
vanzelfsprekend |
klaar:
kl‧ār (Q202p Eys),
natuurlijk:
natuurlich (Q202p Eys),
naty(3)̄.rlək (Q202p Eys)
|
vanzelfsprekend, natuurlijk [ralik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|