23989 |
voornemen om niet meer te zondigen |
goed voornemen niet zondigen:
good vuurneame nit zondige (Q202p Eys)
|
Het voornemen om niet meer te zondigen [de vuërzats]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19007 |
voornemens zijn |
get voorhaan:
geͅ.t˃ vy.ərhā.n (Q202p Eys),
get willen doen:
geͅ.t weͅ.lə du.ə (Q202p Eys)
|
van plan zijn, het voornemen hebben [getijd zijn/hebben, betijd hebben, vörgers zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17852 |
vooroverduikelen |
kegelen:
keegele (Q202p Eys)
|
tuimelen [SGV (1914)]
III-1-2
|
21855 |
voorraad |
voorraad:
vuurroad (Q202p Eys),
m.
vy.ər‧oͅat (Q202p Eys)
|
de hoeveelheid goederen die in een winkel aanwezig is om te verkopen [voorraad, reserve, mörske] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
32643 |
voorschaar |
schelschaar:
šęl[schaar] (Q202p Eys)
|
De vóór het kouter geplaatste kleine schaar, die bij het ploegen de bovenste laag van de "harde voor" afschilt en deze met de mest en evt. onkruid in de open voor schuift. De in dit lemma vermelde meervoudsvormen zijn waarschijnlijk verstrekt naar aanleiding van een wentelploeg, die immers van twee boven elkaar staande voorscharen is voorzien. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma ploegschaar. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2c ; N 11, 31.IV.a; N 11, 33f + g; N 11A, 85a; monogr.]
I-1
|
25471 |
voorschoot |
scholk:
šǫlǝk (Q202p Eys)
|
Volgens de informant van L 383 is de voorschoot blauw en volgens die van L 377 wit van kleur. [N 29, 102c; N 29, 102a; N 29, 102e; N 29, 102f; monogr.]
II-1
|
18278 |
voorschoot, schort (alg.) |
scholk:
sjollək (Q202p Eys),
sjŏllek (Q202p Eys),
šoolk (Q202p Eys)
|
Hoe noemt men het katoenen, wollen of zijden kledingstuk, dat de vrouw bij het werk draagt om haar kleren tegen vuil worden te beschermen en dat of de gehele voorzijde van het lichaam, of hoofdzakelijk de rok bedekt ? [DC 15 (1947)] || voorschoot [SGV (1914)]
III-1-3
|
27931 |
voorspanbalk |
voorspanrail:
vy.ǝršp˙anr˙ēl (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Julia])
|
Profielijzerbalk van ongeveer vijf meter lengte voor de voorlopige ondersteuning van het dak bij het front van een in aanleg zijnde mijngang. De voorspanbalk wordt aan de reeds bestaande ondersteuning gemonteerd. Defoin (pag. 113) vermeldt dat er vroeger ook houten voorspanbalken werden gebruikt. [N 95, 366; N 95, 363; monogr.; Vwo 254; Vwo 259; Vwo 844]
II-5
|
27932 |
voorspanhaak |
voorspanhaak:
vy.ǝršp˙anh˙ǫak (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Wilhelmina])
|
Beugel, bevestigd aan de bestaande ondersteuning, waarin de voorspanbalk hangt. [N 95, 364; monogr.]
II-5
|
27934 |
voorspannen |
voorspannen:
vy.ǝršp˙anǝ (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Domaniale])
|
Het verlengen van de ondersteuning aan het front van een mijngang met behulp van voorspanhaken, voorspanbalken en voorspankappen. [N 95, 367; monogr.]
II-5
|