20575 |
witte kaas, wrongel |
botermelkekaas:
bottermilkekies (Q202p Eys),
fluiter:
fleuter (Q202p Eys),
makei:
makei (Q202p Eys),
witte kaas:
witte kaes (Q202p Eys)
|
hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20654 |
witte kool |
kappes:
kappes (Q202p Eys),
wit moes:
wit moos (Q202p Eys, ...
Q202p Eys)
|
witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] || witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)]
I-7, III-2-3
|
24280 |
witte kwikstaart |
kwikstaart:
kwikstatz (Q202p Eys),
kwikstaartje:
kwiksjtetske (Q202p Eys),
kwikštetske (Q202p Eys)
|
kwikstaart [N P (1966)], [SGV (1914)] || kwikstaart, wit [DC 26 (1954)]
III-4-1
|
34195 |
witte vloed |
zich niet gezuiverd hebben:
(de koe heeft) zex net gǝzȳvǝrt (Q202p Eys)
|
Baarmoederontsteking. Een voortdurende uitvloeiing van etter uit de schaam. Zie ook het lemma ''baarmoederontsteking'', ''witte vloed'' in wbd I.3, blz. 463. [N 52, 28; A 48A, 42; N 3A, 99]
I-11
|
24884 |
witte waterkers |
waterkers:
waterkers (Q202p Eys, ...
Q202p Eys)
|
Rorippa nasturtium-aquaticum (L.) Hayek Niet meer zo algemeen voorkomende plant van 10 tot 90 cm hoog met een slappe holle, kantige stengel, die aan de voet vaak kruipend is en daar wortelt. De plant groeit aan sloten en beken en heeft bovenaan de stengels groene vruchtjes in de vorm van 2 cm grote boontjes. De kleine witte bloempjes aan de top van de stengel bloeien van mei tot september. Ook in cultuur als groente. De oude botanische naam ervan is Nasturtium officinale R.Br. [A 51, 39; monogr.] || waterkers, witte [DC 51 (1976)]
I-5, III-4-3
|
24574 |
witte waterlelie |
waterlelie:
-
waterlelie (Q202p Eys)
|
witte waterlelie [DC 17 (1949)]
III-4-3
|
25529 |
witte, buitenlandse bloem |
patentbloem:
patɛntblom (Q202p Eys)
|
De bakkwaliteit van bloem gemalen van harde tarwe is beter dan die van bloem ge-malen van zachte tarwe (Schoep blz. 7). Hetzelfde geldt voor de rogge. Omdat in het algemeen de buitenlandse tarwe en rogge harder zijn dan de inlandse, kan men zeggen dat de buitenlandse bloem een betere bakkwaliteit heeft dan de inlandse bloem. [N 29, 15b; N 29, 16]
II-1
|
20620 |
wittebrood |
mik:
mik (Q202p Eys),
wittebrood:
wittebroewd (Q202p Eys)
|
wittebrood [SGV (1914)]
III-2-3
|
18867 |
woede |
gif:
v.
ge.f (Q202p Eys),
giftig:
giftig (Q202p Eys),
grol:
m.
grōͅ.l (Q202p Eys),
wut (du.):
v.
w‧ūt (Q202p Eys)
|
hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21873 |
woeker |
woeker:
woeker (Q202p Eys),
m.
w‧ukər (Q202p Eys)
|
onwettige winst die verkregen is door misbruik te maken van de nood van iemand anders bijv. door te veel rente te vragen [woeker, woekerij, usure] [N 89 (1982)]
III-3-1
|