23991 |
absolutie |
absolutie (<fr.):
absulutie (Q202p Eys)
|
Absolutie [abseloetsioeën]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24083 |
abt |
overste:
euverste (Q202p Eys)
|
Een overste in een klooster, abt [euverste, opperste]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21717 |
accijns |
accijns (<lat.):
(v.).
aks‧ɛi̯ns (Q202p Eys),
belasting:
belasting (Q202p Eys)
|
de belasting op etenswaren [accijns] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28214 |
accu van petlamp |
accu:
aky (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Eisden])
|
De accu van de petlamp die aan de gordel wordt bevestigd en door middel van een kabel met de petlamp is verbonden. [N 95, 252; monogr.]
II-5
|
28215 |
acculoog |
loog:
l˙ōx (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Eisden])
|
Het zuur waarmee de accu van de elektrische lampen is gevuld. [N 95, 254]
II-5
|
27879 |
achterblijvers, achtergebleven schoten |
versager:
(enk)
vǝrz˙āgǝr (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Laura, Julia])
|
Niet ontplofte ladingen. De woordtypen "versager" (Q 111, Q 112a), "blindgänger" (Q 117a) en "achterblijver" (Q 112a) zijn meervoud. [N 95, 446; N 95, 447; div.]
II-5
|
18854 |
achterdochtig |
achterdochtig:
achterdochtig (Q202p Eys)
|
een kwaad vermoeden over iemands handelingen of bedoelingen hebbend [achter-koutig, achterkousig, achterdochtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17651 |
achterste |
achterste:
ĕtesjte (Q202p Eys)
|
achterste [SGV (1914)]
III-1-1
|
17951 |
achteruitgaan |
terug opgaan:
tryk op jyi̯ goͅ.a (Q202p Eys),
teruggaan:
terukgao (Q202p Eys)
|
Achteruitgaan (wijken, deinzen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
34584 |
achterwand |
stop:
štop (Q202p Eys)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|