id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
34255 | draaiende karnton | draaivat: drīi̯ǝvāt (Eys) | De karnton wordt met een zwengel of een wiel zelf rondgedraaid. Deze ton, waarin de boter door draaien wordt gemaakt, draait zelf mee. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 51, 56 en 58; L 1a-m; L 27, 30 en 69; JG 1a, 1b, 1d, 2c; Ge 22, 10, 26, 29, 34 en 37; A 7, 19; S 17; monogr.] I-11 |
33727 | draaihek | vouwere: voaǝwǝrǝ (Eys) | Een hek dat op scharnieren of haken draait aan de ingang van een wei, gemaakt van prikkeldraad of houten latten. [N 14, 68a; N M, 5; A 25, 5d; L B 19, 6; monogr.] I-8 |
24950 | draaikolk | draaikolk: draaikolk (Eys), drien kolk (Eys), drienkolk (Eys), konkel: m. køŋkəl (Eys) | kolk, plaats in water waar een snel ronddraaiende stroom is die voorwerpen kan meeslepen en naar beneden trekken [willing, wieling, waal, wolf, draaipol] [N 81 (1980)] III-4-4 |
22680 | draaiorgel | lier: lier (Eys) | Een draaiorgel dat op de rug gedragen wordt [lier]. [N 90 (1982)] III-3-2 |
33445 | draaipin van een zware deur of poort | ang: aŋ (Eys) | Aan de onderkant (soms ook bovenkant) draait een zware deur of poort op een ijzeren pin die een deel van het gewicht opvangt en voorkomt dat de deur scheef komt te hangen. De benamingen voor deze zware draaipin hangen soms samen met die voor de scharnierpinnen aan de zijkant van de deuren; zie daarvoor de aflevering over de huizenbouw, deel II, afl. 9. Voor het type turen, vergelijk Rhein.Wb s.v. Turen. Achter in het lemma zijn enkele benamingen apart opgenomen voor de holte (vaak een steen) waar de pin in draait. [N 4A, 50; monogr.] I-6 |
28339 | draaiplaats | draaiplaat: dr˙iǝnplā.t (Eys [(Oranje-Nassau I / III / IV)] [Maurits]) | Een ijzeren plaat, al dan niet vastliggend, waar de mijnwagens op worden gedraaid. [N 95, 695; monogr.; Vwo 766] II-5 |
24311 | dracht, drachtig zijn | worp: WLD wo.rəp (m.) (Eys), ww. is drachtig: dragtig (Eys) | Hoe noemt u de dracht van honden, katten, konijnen etc. (kipsel) [N 83 (1981)] III-4-2 |
33523 | draden of randen van peulvruchten | ringen/randen: reng (Eys) | [N Q (1966)] I-7 |
17806 | dragen | dragen: dragə (Eys) | dragen [DC 02 (1932)] III-1-2 |
25127 | dragen, gezegd van ijs | dragen: drāgə (Eys), hel ijs: hel ies (Eys), het draagt dich: droag dig (Eys) | dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)] III-4-4 |