33675 |
kluit aarde |
klot:
klǫt (L371a Geistingen)
|
[N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.]
I-8
|
23223 |
kluizenaar |
kluizenaar:
kluzenier (L371a Geistingen)
|
Een man die in een eenzame woning afgezonderd leeft van de wereld, kluizenaar [(h)er(r)emiet]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24095 |
kluizenaarswoning |
kluis:
kloes (L371a Geistingen)
|
De woning van zon kluizenaar [kloes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17921 |
knellen |
pitsen:
pitsə (L371a Geistingen)
|
die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|
18174 |
knellen, gezegd van schoenen |
pitsen:
pitsə (L371a Geistingen)
|
die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)]
III-1-3
|
33939 |
knevels |
knevels:
knēvǝls (L371a Geistingen)
|
Beide haakjes aan de bitringen, die aan het hoofdstel worden opgehangen. [N 13, 45]
I-10
|
22410 |
knibbelen |
mikado:
mikado (L371a Geistingen)
|
het spel waarbij de spelers staafjes (26 of 28) die verward op een hoopje liggen, met een haakje of een staafje telkens een staafje moeten ophalen zonder de andere te bewegen [knibbelen, knipperen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
17677 |
knie |
knie:
kni j (L371a Geistingen)
|
knie [ZND 28 (1938)]
III-1-1
|
34221 |
knieband voor een stier of kalf |
knieband:
knii̯bant (L371a Geistingen)
|
IJzeren, soms houten beugel of ring aangebracht ter hoogte van de knie, meestal met een touw om de horens. Deze knieband wordt bevestigd om de koeien los te kunnen laten lopen en tevens ze in bedwang te kunnen houden. [N 3A, 14c; monogr.]
I-11
|
23369 |
knielbankje |
knielbankje:
knielbènkske (L371a Geistingen)
|
Het knielbankje van de kerkbank. [N 96A (1989)]
III-3-3
|