22440 |
masker |
mommegezicht:
mommegezicht (L371a Geistingen)
|
(Karnavals)masker.
III-3-2
|
18414 |
matrozenpakje |
matrozenpakje:
mɛtruɛzəpeͅkskə (L371a Geistingen)
|
matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)]
III-1-3
|
23744 |
medaillon met lam gods |
agnus dei:
angus dei (L371a Geistingen)
|
Een hartvormig medaillon van was, waarop een lam met kruisvaan is afgebeeld. Dit medaillon werd gedragen [Agnus Dei, Lam Gods?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18161 |
medicijn |
medicijn:
medesien (L371a Geistingen)
|
Medicijn, geneesmiddel (geneesmiddel, medicijn, medicament, (pillen)) [N 107 (2001)]
III-1-2
|
17849 |
meegaan |
gaan:
goon (L371a Geistingen)
|
Waar gaat ge heen, willen we met u meegaan ? [ZND 04 (1924)]
III-1-2
|
24421 |
meelmijt |
meelworm:
mēlwoͅrəm (L371a Geistingen)
|
mijt die in vochtig meel leeft [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24422 |
meelworm, larve van de meeltor |
wilde worm:
weͅlwoͅrəm (L371a Geistingen)
|
meeltor-larve, wormpje dat in (oude) meelvoorraden voorkomt [meelworm] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
25524 |
meelzeef |
zeef:
zēf (L371a Geistingen)
|
Handwerktuig waarmee men de grovere bestanddelen uit het meel kan zeven. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømeelŋ- het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 38b; N 18, 136; JG 1c; JG 2c; l 48, 35II; Lu 2, 35II; Grof 256; monogr.; JG 1b add.]
II-3
|
32759 |
meer dan een spade diep spitten |
omzetten:
omzętǝ (L371a Geistingen)
|
Om de ondergrond los te maken of naar boven te halen, moet men dieper spitten dan normaal. Men kan dan bij het graven van een voor op elke "bovenste" steek een diepere steek laten volgen, ofwel een gewone voor spitten om deze vervolgens dieper uit te steken. [N 11, 66; N 11A, 148c + d; N 27, 10a add.]
I-1
|
34229 |
meer melk gaan geven |
bijkomen:
bikǫmǝ (L371a Geistingen)
|
[N 3A, 68]
I-11
|