23583 |
meerstemmige mis |
muziekmis:
meziekmes (L371a Geistingen)
|
Een meerstemmige mis, muziekmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21273 |
meester |
meester:
meister (L371a Geistingen)
|
onderwijzer; Hoe werd voor de 2e Wereldoorlog een onderwijzer van de lagere school genoemd? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
22458 |
mei |
mei:
meij (L371a Geistingen),
De mei stuit op t daak.
mei (L371a Geistingen)
|
2. Feestelijke struik op hoogst bereikte punt van een gebouw. || de tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw [N 112 (2006)]
III-3-2
|
21699 |
meineed |
meineed:
mieneid (L371a Geistingen)
|
een valse eed, meineed [N 96D (1989)]
III-3-1
|
21700 |
meineed plegen |
vals zweren:
vals zwèèren (L371a Geistingen)
|
een meineed doen, een valse eed afleggen [N 96D (1989)]
III-3-1
|
20366 |
meisje met wie een jongen verkering heeft |
liefste:
leefste (L371a Geistingen)
|
het meisje met wie men verkering heeft [parmeteit, meid, fem, frul, caprice] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
28571 |
meiziekte |
meiziekte:
męjzēkdjǝ (L371a Geistingen),
vleugellam:
vlø̄gǝllam (L371a Geistingen)
|
Darmaandoening. De meiziekte is onschuldiger dan nosema. De ziekteverschijnselen zijn nagenoeg gelijk aan die van de mijtziekte: de bijen tuimelen naar buiten, kunnen niet vliegen, krabbelen rond met opgezet achterlijf. De ontlasting is zeer dik en vast. Er sterven wel bijen aan maar minder dan aan nosema. Vermoedelijke oorzaak is het gebruik van licht beschimmeld stuifmeel. Heel waarschijnlijk duiden de woordtypen vleugellam, vleugellamheid en kreupel op dezelfde meiziekte. Meiziekte is in het algemeen een verzamelnaam voor diverse kwalen. [N 63, 71d]
II-6
|
18125 |
melaatsheid |
melaats:
melaats (L371a Geistingen)
|
Melaatsheid: lepra, in de huid ontstaan knobbels; de ziekte kan tot afschuwelijke verminkingen leiden (leproosheid, lepra, melaats, lazerij). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
34095 |
melkaders |
melkaderen:
melkǭr (L371a Geistingen)
|
De aders langs de buik naar de uier. [N 3A, 118a]
I-11
|
34246 |
melkafromer |
afromer:
āfrø̜u̯mǝr (L371a Geistingen)
|
De afromer scheidt de roomlaag van de melk. Dit scheiden kan gebeuren door een grote schuimspaan of een houten lepel te gebruiken. Met een houten latje kan men room tegenhouden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden plateel of teil vloeit. Men kan de room eenvoudig met een vinger wegdoen of men kan die wegblazen. Moderner is de scheiding van room en melk met een melkmachine of centrifuge. [N 12, 57 en 58; JG 1a, 1b; A 23, 3; monogr.]
I-11
|