17946 |
met grote stappen lopen |
treden:
trèjen (L371a Geistingen)
|
Grote stappen maken (greien, schrijden, treden, stappen). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
34140 |
met opgeheven staart rondlopen |
biezen:
bīzǝ (L371a Geistingen)
|
[N 3A, 9a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
29996 |
metselzand |
gele zand:
gē̜lǝ zant (L371a Geistingen),
zand:
zãnt (L371a Geistingen)
|
Het zand dat bij de bereiding van mortel aan het bindmiddel, bijvoorbeeld kalk of cement, wordt toegevoegd. Doorgaans wordt gebruik gemaakt van rivierzand omdat dit scherp, schoon en ongelijk van korrelgrootte is. In Q 4 werd het zand doorgaans genoemd naar de plaats van herkomst. Ook de woordtypen 'brunssummmer zand' (Q 203), 'helchterse zand' (P 51), 'helchterse' (K 359) en 'lommelzand' (K 353, K 359, P 56) verwijzen naar plaatsen waar zand wordt of werd afgegraven. Zie voor het woordtype 'chape-zand' (L 364) het lemma 'Vloermortel'. [N 30, 36a; N 30, 36b; N 27, 47; L 42, 57; monogr.]
II-9
|
20573 |
middagmaal |
middag, de -:
middig (L371a Geistingen, ...
L371a Geistingen)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 12 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
17668 |
middelvinger |
middelste vinger:
middelste vinger (L371a Geistingen)
|
Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, middelste vinger, langeman, lang(st)e vinger). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
23358 |
middenpad |
middenpad:
middepaad (L371a Geistingen)
|
De hoofdgang, de middengang van de kerk [middenpad?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23353 |
middenschip |
schip:
sjeep (L371a Geistingen)
|
De hoofdruimte, de grote middelruimte van een kerkgebouw [schip, langschip, middenschip, middelsjeep?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
22877 |
midvoor |
centervoor:
séntərvéur (L371a Geistingen)
|
Midvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
24352 |
mier |
aamzeiksel:
āmzeͅksəl (L371a Geistingen)
|
mier [zeikdemp(el), -lem, -meik, -diem, -worm, -mier, moer-, muurzeiker, aomzeiksel, aomezeik] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24423 |
mierenei |
aamzeikselei:
aomzeikselei (L371a Geistingen),
aamzeikselenei:
āmzeͅksələneͅi̯ (L371a Geistingen)
|
mierenei [zeekmoejerseike] [N 26 (1964)]
III-4-2
|