e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L371a plaats=Geistingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
moe moeg: meug (Geistingen) Wij zijn moe en we hebben dorst. [ZND 04 (1924)] III-1-2
moeder gods moeder gods: moder gods (Geistingen) De Moeder Gods, Moeder Godes [de Modder-Joaëdes]. [N 96D (1989)] III-3-3
moeder van smarten mater dolorosa: mater dolorosa (Geistingen) Een beeld van Maria die het dode lichaam van Jezus op de schoot draagt, piëta [moeder van smarten?]. [N 96A (1989)] III-3-3
moeder-overste moeder-overste: moder euverste (Geistingen) De moeder(overste) in een vrouwenklooster [mameer, moederover-ste, opperste, maer]. [N 96D (1989)] III-3-3
moedervlek moedervlek: modervlek (Geistingen) Moedervlek: een aangeboren bruine vlek op de huid (moedervlek, moederplek, peperkoor, pepervlek). [N 106 (2001)] III-1-1
moeilijk vooruitkomen taffelen: Zie nr. 076 (doen oude en zieke mensen).  taffelen (Geistingen) Moeilijk vooruit komen (schravelen, taffelen, stachelen, strompelen). [N 109 (2001)] III-1-2
moeras broek: brōk (Geistingen), kuil: kūl (Geistingen) Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
moerecht moerecht: mōręxt (Geistingen) Gezegd van korf of kast die een bevruchte moer heeft na eerst moerloos te zijn geweest. [N 63, 60b; Ge 37, 47] II-6
moerkooitje moerkooitje: mōrkētjǝ (Geistingen) Het huisje waarin de imker jonge, onbevruchte koninginnen in voorraad heeft. Het model varieert. De informant van L 246 zegt dat het vroeger van vlierenhout werd gemaakt. [N 63, 100a; Ge 37, 164; monogr.] II-6
moerkorf moerbewaarder: mōrbǝwārdǝr (Geistingen) Lege korf met een paar stukjes raat, waarin behalve de pijpjes met reservekoninginnen ook een nazwermpje gestoten wordt. De bijen die geen moer hebben, verzorgen de koninginnen in hun huisjes. [N 63, 100b; monogr.] II-6