33930 |
neusriem |
naasriem:
nōsrēm (L371a Geistingen)
|
Leren riempje van het hoofdstel dat over de neus van het paard loopt. [N 13, 23]
I-10
|
34208 |
nierbekkenontsteking |
dresen:
drēsǝ (L371a Geistingen)
|
Een aandoening van de pisbuis, vervolgens van de blaas en van een van de pisleiders en tenslotte van het nierbekken. De kwaal komt bijna uitsluitend bij het vrouwelijk dier voor. De dieren hebben minder eetlust, herkauwen weinig, vermageren, hebben een droge en stugge huid. Ze urineren telkens in kleine hoeveelheden. De oorzaak is een bepaalde smetstof. Zie ook het lemma ''chronische nier- en nierbekkenontsteking'' in wbd I.3, blz. 486. [N 3A, 94; N 52, 29; A 48A, 43]
I-11
|
34153 |
niet behouden |
niet behouden:
nēt bǝhǭjǝ (L371a Geistingen)
|
Niet bevrucht. De koe wordt drie weken na de dekking weer tochtig. [N 3A, 32b]
I-11
|
22319 |
nieuwjaar |
nieuwjaar:
noejaor (L371a Geistingen, ...
L371a Geistingen)
|
1 januari, de eerste dag van het nieuwe jaar [ni-jjaor]. [N 96C (1989)] || [Nieuwjaar].
III-3-2
|
22616 |
nieuwjaar wensen |
nieuwjaar wensen:
noejaor wénse (L371a Geistingen),
verrassen:
verrassen (L371a Geistingen)
|
Nieuwjaar wensen, Nieuwjaar winnen, afwinnen. [N 96C (1989)] || Nieuwjaarsgebruik: vóeor zijn met beste wensen.
III-3-2
|
17724 |
nieuwsgierig kijken |
gapen:
gapen (L371a Geistingen)
|
Nieuwsgierig kijken (gapen, curieus kijken, spitsmoelen) [N 109 (2001)]
III-1-1
|
18020 |
niezen |
niesten:
neesten (L371a Geistingen)
|
niezen [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
28593 |
nitraat |
nieterzout:
nitǝrzǭt (L371a Geistingen)
|
Zout van salpeterzuur. Deze stof gebruikt men eveneens ter bedwelming van de bijen. [N 63, 77c; JG 1a+1b; JG 2b-5, 10; monogr.]
II-6
|
24007 |
nooddoop |
nooddoop:
noëddoup (L371a Geistingen)
|
Een nooddoop, gadoop, geedoop [jieëdoof]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23458 |
noodklok |
noodklok:
noedklok (L371a Geistingen)
|
De noodklok, brandklok, alarmklok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|