22765 |
sint-maartensvuur |
fakkelen:
fakkele (L371a Geistingen)
|
Het vuur dat op St. Maarten wordt ontstoken, Sint Maartensvuur. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23809 |
sint-marcusprocessie |
sint-marcusprocessie (<lat.):
sint markespersessiej (L371a Geistingen)
|
De bidprocessie die op die dag wordt gehouden, St. Marcusprocessie. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
22703 |
sinterklaas |
sinterklaas:
sinderklaos (L371a Geistingen)
|
6 december, Sint Nicolaas, Sinterklaas [tsinterkloaës]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
24818 |
slaapbol |
moffelkruid:
(moffelkruid)
móffelkroet (L371a Geistingen)
|
Papaver somniferum L. [DC 48 (1973)]
III-4-3
|
25426 |
slachthout |
hout:
hǫwt (L371a Geistingen),
stek:
stɛk (L371a Geistingen)
|
Het stuk hout waaraan het geslachte dier ter verdere verwerking wordt opgehangen. De semantische overeenkomst met "spanhout" is vrij groot, omdat het spanhout en het slachthout tegelijk de functie kunnen hebben het "dichtklappen" van het dier te voorkomen. Toch zijn beide begrippen in twee aparte lemmata verwerkt. Zie ook het lemma ''spanhout''. [N 28, 64; N 28, 66; N 5aII, 62b]
II-1
|
17871 |
slag |
dadel, enz.):
klads (L371a Geistingen),
smeerling (L371a Geistingen),
WNT: rababbel: oorveeg.
rababbel (L371a Geistingen)
|
een muilpeer (geef gelijkbeteekenende woorden: oorvijg [ZND 01u (1924)]
III-1-2
|
22825 |
slaghout bij het beugelen |
slager:
Ook: zwengel.
sleger (L371a Geistingen),
zwengel:
Sub sleger.
zwengel (L371a Geistingen)
|
[Slaghout bij het beugelen]. || Slaghout bij het beugelen.
III-3-2
|
17553 |
slank |
mager:
mager (L371a Geistingen)
|
Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
28500 |
slechte koningin |
onbevruchte koningin:
onbǝvrøxdjǝ kø̜negen (L371a Geistingen)
|
Een onvolmaakte, onbevruchte en onregelmatig eierleggende koningin. Zij is darrenbroedig. [N 63, 63a; Ge 37, 45]
II-6
|
22344 |
slee |
slee:
sleij (L371a Geistingen)
|
Slede.
III-3-2
|