e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L371a plaats=Geistingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sleedoorn sleedoorn: -  sliêdo:rə (Geistingen) sleedoorn struik [DC 56 (1981)] III-4-3
sleephout tuier: tyi̯ǝr (Geistingen) Hout waaraan het tuiertouw of de tuierketting is bevestigd. Door dit slepend stuk hout voorkomt men dat koe of geit verstrikt raken in het touw of de ketting of dat zij bij de tuierpaal komen. [N 3A, 14h; N 14, 73b; JG 1c, 2c; monogr.] I-11
sleepruim wild pruimpje: -  wilj pruûmkəs (Geistingen) sleedoorn vrucht [DC 56 (1981)] III-4-3
slenteren taffelen: Doen oude en zieke mensen.  taffelen (Geistingen), treuzelen: treuzelen (Geistingen) Slenteren (taffelen, trampelen, lanterfanten, klenjeren). [N 109 (2001)] III-1-2
sleutelbos diefjes: diefjes (Geistingen) Een bos sleutels. Wil u de dialectische benamingen van de volgende voorwerpen opgeven: een bos sleutels [ZND 45 (1946)] III-2-1
sliepuit jits, jits: jits-jits! (Geistingen), sliepuit: Vinger op wijsvinger n slijpend gebaar maken, wat dan evenveel betekent als de tong uitsteken = misprijzend.  sliep-oêt (Geistingen) Kinderspelletje. || Sliep-oêt". Kinderspel met over elkaar wrijvende vingers: uitlachend. III-3-2
slijm bij de nageboorte slever: slējvǝr (Geistingen) Kleverige slijm bij de nageboorte. [N 3A, 57b] I-11
slijmblaas slijm: šlīm (Geistingen) Gelei-achtige afscheiding uit de schede v√≥√≥r het kalven. [N 3A, 37] I-11
slingeren slingeren: sleŋǝrǝ (Geistingen) Het oogsten van honing door middel van een honingslinger. De ramen worden zo geplaatst dat de toplatten achteraan komen. De reden is dat de stand van de cellen van binnen naar buiten wijst, iets schuin omhoog. [N 63, 126; N 63, 123a; JG 1b; Ge 37, 174; monogr.] II-6
slingerhoning slingerhoning: sleŋǝrhōneŋ (Geistingen) Honing die geoogst wordt door de raten in een toestel rond te laten slingeren, waardoor de honing uit de raten verwijderd wordt. [N 63, 116c; N 63, 115c; JG 1a; monogr.] II-6