17963 |
spartelen |
spartelen:
spartelen (L371a Geistingen)
|
Spartelen: met de armen en benen heen en weer slaan (spartelen, spattelen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
28487 |
speeldop |
speeldop:
spø̄ldop (L371a Geistingen)
|
De aanzet van een koninginnedop of -cel waar echter geen eitje in komt. Wat de functie van de speeldop is, is niet duidelijk. De speeldop is als het ware de grondvorm van de eigenlijke moercel zonder ooit daartoe te worden uitgebouwd. Ze wordt hier en daar aan de buitenzijde der raten aangezet in de vorm van een eikelnapje. [N 63, 26a; N 63, 25b]
II-6
|
23178 |
speelgoed |
speelgoed:
dao woor vreuger veul mië met de kèènjer in de noaber gespeuld ; aoch op straot en zoonger veul speulgood
> speulgood (L371a Geistingen)
|
Wetenswaardigheden. [SND (2006)]
III-3-2
|
20287 |
speen |
tutter:
tutter (L371a Geistingen)
|
speen; een gummidop op een zuigfles [speen, fiep, frutter, tutter, toetje, fiepke, frut, stiekse] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
28456 |
spekraat |
honingschol:
(mv)
hōneŋšolǝ (L371a Geistingen)
|
Nieuwe raat waarin veel honing zit. De normale afstand tussen de raten is 35-40 mm hart op hart. De bijen kunnen de bovenste cellenreeksen zo ver uittrekken dat de raten elkaar bijna en op enige punten zelfs geheel raken. Deze cellen zijn doorgaans ongeschikt om erin te broeden maar voor het opbergen van honing zijn ze ideaal. Volgens de informant van L 215a is deze honing wel moeilijk te slingeren. [N 63, 13g]
II-6
|
22327 |
spelletje |
spelletje:
speulke (L371a Geistingen)
|
het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
17719 |
sperma |
zaad:
zoad (L371a Geistingen)
|
Sperma: het mannelijke zaad (zaad, natuur, sperma, wieks) [N 106 (2001)]
III-1-1
|
28513 |
speurbijen |
speurbijen:
(enk)
spø̄rbi-j (L371a Geistingen)
|
Werksters die een paar dagen voordat een bijenvolk gaat zwermen, gaan zoeken naar een nieuwe woning. Spleten en reten, holle bomen, schoorstenen en lege korven zijn mogelijke woonplaatsen. [N 63, 31a]
II-6
|
21430 |
spieken |
afkijken:
aafkieken (L371a Geistingen)
|
spieken; Hoe noemt u bij een proefwerk stiekum gebruik maken van een boek of een papiertje/ [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
22401 |
spiertje trekken |
spiertje trekken:
speerke trekken (L371a Geistingen)
|
loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|