17693 |
zeveren |
zeveren:
zeivertj (L371a Geistingen)
|
Het kind zevert (als het tanden krijgt). [ZND 08 (1925)]
III-1-1
|
28605 |
zich een zwerm toeëigenen |
zich toeëigenen:
zex tuwęjgǝnǝ (L371a Geistingen)
|
Door een zwerm te volgen en aan een boom een teken, bijvoorbeeld een zakdoek, strowis of een tak, te bevestigen, kan de eigenaar zich volgens het imkerrecht bekend maken. Een oud gebruik in de imkerij is dat een zwerm eigendom van de vinder wordt, wanneer de echte eigenaar onbekend is (De Roever, pag. 327). [N 63, 82]
II-6
|
17938 |
zich haasten |
zich spoeden:
zich spojen (L371a Geistingen)
|
Zich haasten (zich haasten, zich spoeden, spujen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
24047 |
zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor |
naar de pastorie gaan:
nao de pastoriej gaon (L371a Geistingen)
|
Zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor, "naar pastoor gaan". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34232 |
zich moeilijk laten melken |
zich taai melken:
(de koe) mɛlkt zex tɛi̯j (L371a Geistingen)
|
Het slechts met moeite gemolken kunnen worden, gezegd van de koe. Er komen in dit lemma verschillende grammaticale categorieën voor. [N 3A, 71]
I-11
|
17974 |
zich niet lekker voelen |
zich ellendig voelen:
zich ellendjich veulen (L371a Geistingen),
zich niet goed voelen:
neet good veulen (L371a Geistingen)
|
Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, niet goed, misselijk). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
18201 |
zich verkleden |
get anders aandoen:
Met karnaval: *zich verkleijen.
gèt anges aandoon (L371a Geistingen),
omkleden:
ómkleijə(n) (L371a Geistingen)
|
Hoe zegt men in uw dialekt zich verkleden, andere kleren aandoen, om b.v. in de tuin te gaan werken? Ik moet me even... [DC 58 (1983)] || Zich verkleden [verkleden, omkleden, omtrekken, iets anders aandoen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18219 |
zich warm aankleden |
aanduffelen:
aanduffelen (L371a Geistingen),
warm aandoen:
werm aandoon (L371a Geistingen)
|
Zich warm aankleden [(in)duffelen, inpakken, warm aandoen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
17975 |
ziek |
krank (du.):
krank (L371a Geistingen)
|
ziek [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
17977 |
ziekelijk |
krankelijk:
krenkelik (L371a Geistingen)
|
Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, krenkelig, sukkelig, ongans). [N 107 (2001)]
III-1-2
|