23805 |
zijn pasen houden |
zijn pasen houden:
zene paosen haoje (L371a Geistingen)
|
Zijn Paasplicht vervullen, zijn Pasen houden, d.w.z. in de Paastijd, rond Pasen te biecht en te Communie gaan [ziene paose ha.lde, zien Paoskemunie doon]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23360 |
zijpad |
zijpad:
ziejpaad (L371a Geistingen)
|
Elk van beide zijgangen [zijpad?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24851 |
zijwortel |
dikke wortels:
deͅkəwoͅrtəls (L371a Geistingen),
struik:
struuk (L371a Geistingen)
|
(dwars)wortels van een boom [N 27 (1965)]
III-4-3
|
20166 |
zindelijk |
proper:
proper zeen (L371a Geistingen)
|
zindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften beheersend, zindelijk gezegd van kinderen [N 115 (2003)]
III-2-2
|
23502 |
zingende mis |
zingende mis:
zingjende mes (L371a Geistingen)
|
Een mis waarin de gelovigen geestelijke liederen zingen [zingende mis, zingmès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21572 |
zo arm als ... |
zo arm als job:
job (L371a Geistingen)
|
Hij is zo arm als... (uitdrukkingen). [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
19240 |
zo eenvoudig als ... |
zo eenvoudig als brood:
zoè invoudig es broad (L371a Geistingen),
zo eenvoudig als het maar kan:
zoè invoudig es t mer kan (L371a Geistingen),
zo eenvoudig als twee maal twee vier is:
zoea einvoudig es twiejə moul twiejə veer (L371a Geistingen),
zo klaar als pompwater:
zoea kloar es pôêmpwaatər (L371a Geistingen)
|
Zo eenvoudig als - (zeg in het dialect en vul aan; geef de verschillende uitdrukkingen die hiervoor bestaan) [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
33721 |
zoden afsteken |
kappen:
kapǝ (L371a Geistingen)
|
Een object russen, vlaggen, zoden enzovoorts is niet gedocumenteerd. [N 14, 78; N 27, 39g; N 18, add.; JG 1b]
I-8
|
17828 |
zoeken |
zoeken:
zeuken (L371a Geistingen)
|
wij zoeken [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
33442 |
zoldergat, opening in de koestalzolder |
luik:
lūk (L371a Geistingen)
|
In de koestalzolder is meestal een opening waardoor het hooi naar beneden geworpen wordt om het aan de dieren te voeren. Waar de koestalzolder in open verbinding staat met de schuur is er meestal geen opening in de zoldering. Een aantal opgaven betreffen een luik of een scharnierende deur waarmee de opening afgesloten kan worden. De benamingen kunnen ook gebezigd worden voor een opening in de gevel of in het dak waardoor het hooi op de zolder wordt gebracht. Zie ook het lemma "hooivenster" (3.4.5). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (hooi) het lemma "hooi" in aflevering I.3. Zie ook afbeelding 16.c bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schuur" (3.4.1). [N 5A, 56b; N 5, 97 en 97a; L 42, 24 passim; monogr.; add. uit N 5A, 57c]
I-6
|