17972 |
zwak, ongezond |
zwak:
Niet gezond. B.v. hè is erg zwaak = erg ziek.
zwaak (L371a Geistingen)
|
zwak [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
17745 |
zwak, slap |
zwak:
zwaak (L371a Geistingen)
|
Zwak (uitspraak en bet). [ZND 08 (1925)]
III-1-1
|
34036 |
zwartbonte koe |
zwartbonte koe:
zwartbǫnjtǝ [koe] (L371a Geistingen)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 126]
I-11
|
24345 |
zwarte bladluis |
bladluis:
blātly(3)̄s (L371a Geistingen),
meel:
mēlə (L371a Geistingen),
meelde:
meelje (L371a Geistingen)
|
bladluis (zoals bijv. de zwarte tuinbonenluis) [himmelzoad, meelow, melde, smeelje] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
34039 |
zwarte koe |
zwarte koe:
zwartǝ [koe] (L371a Geistingen)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 129]
I-11
|
34040 |
zwarte koe met geheel witte kop |
witkop:
wetkǫp (L371a Geistingen)
|
[N 3A, 130a]
I-11
|
34041 |
zwarte koe met witte kop en zwarte vlekken om de ogen |
blaarkoe:
blǭrkǫu̯ (L371a Geistingen)
|
[N 3A, 130b]
I-11
|
24865 |
zwarte nachtschade |
nachtschade:
naxtsxāi̯ (L371a Geistingen),
-
nachtschaa:j (L371a Geistingen, ...
L371a Geistingen)
|
Solanum nigrum L. subsp. nigrum. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in moestuinen en open bermen met witte stervormige bloempjes en giftige zaden in de vorm van zwarte (rijpe) of groene tot gele (onrijpe) bessen of bolletjes. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 5 tot 60 cm. Het type wiemelen is een variant van ɛwiemerenɛ, uit ɛwijn-berenɛ, "aalbessen". Bij tinkruid wordt opgemerkt: "men schuurt er tin mee". [JG 1a, 1b, 2c; A 43, 10; A 60A, 69; monogr.] || zwarte nachtschade (Solanum nigrum L.) [DC 60a (1985)]
I-5, III-4-3
|
33890 |
zwarte staar |
staar:
stār (L371a Geistingen)
|
Deze vorm van staar, waarbij het netvlies en de oogzenuw verlamd zijn, openbaart zich door blindheid en onbeweeglijkheid van de pupil bij verschillend licht. Het oog behoudt wel zijn natuurlijke kleur, vorm en glans, zodat een leek de kwaal gewoonlijk niet of eerst laat vaststelt, maar de kenner ontdekt haar aan de strakke uitdrukking van het paard met "staande ogen" en de onbeweeglijkheid van de pupil. [A 48A, 39b; N 52, 26]
I-9
|
28596 |
zwavel, sulfer |
solfer:
solfǝr (L371a Geistingen)
|
Lichtgele, licht ontvlambare chemische stof waarvan de bij verbranding vrijkomende dampen dodelijk zijn voor de bijen. [N 63, 78c; JG 1b; Ge 37, 209]
II-6
|