21310 |
dief |
dief:
deef (L371a Geistingen),
schelm:
schelm (L371a Geistingen)
|
dief [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
23797 |
dienst van goede vrijdag |
houteren mis:
houtere mès (L371a Geistingen)
|
De "houten mis", de Goede Vrijdagdienst [hultsere Maes]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
17676 |
dij |
bil:
bil (L371a Geistingen),
dik van het been:
dik van t bein (L371a Geistingen)
|
Hoe heet het been boven de knie ? [ZND 23 (1937)]
III-1-1
|
21155 |
dijk |
dijk:
diek (L371a Geistingen)
|
dijk [ZND 33 (1940)]
III-3-1
|
17611 |
dikke neus |
dikke neus:
dikke naas (L371a Geistingen)
|
neus, Een dikke ~ (domper, kolf, tromp, domphoren, foepneus, kokkel). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
22481 |
dinsdag voor aswoensdag |
vastelavondsdinsdag:
vastelaovesdinsdag (L371a Geistingen)
|
de naam voor de dinsdag vóór aswoensdag [carnavalsdinsdag] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22665 |
dirigent |
dirigent:
dirigent (L371a Geistingen)
|
de leider van een orkest of koor [dirigent, muziekmeester] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
23931 |
dispensatie |
vrijstelling:
vriestélling (L371a Geistingen)
|
De ontheffing, vrijstelling van een kerkelijk gebod of voor-schrift (op het gebied van de zondagsheiliging, vasten en onthouding, huwelijk). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22473 |
dobbelen |
dobbelen:
dobbelen (L371a Geistingen)
|
het kansspel waarbij met dobbelstenen geworpen wordt om daarvan winst of verlies te laten afhangen [dobbelen, teerlingen, bollen, smakken, possediezen, tritsen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22415 |
dobber |
dobber:
dobber (L371a Geistingen)
|
de kurken drijver(s) aan het snoer van een hengel [dobber, dop, kurk, upper] [N 112 (2006)]
III-3-2
|