28660 |
druphoning |
druphoning:
drø̜phōneŋ (L371a Geistingen)
|
Honing die verkregen wordt door de volle raten in een warm vertrek op een zeef te leggen of ze in een fijne neteldoek langs een warme kachel (L 416) te hangen. De honing laat men uitlekken om ze vervolgens op te vangen. De raten moeten daartoe wel eerst ontzegeld zijn. [N 63, 116a; JG 1a; monogr.]
II-6
|
32866 |
dubbel gezwad |
dobbel gezwad:
dǫbǝl [gezwad] (L371a Geistingen)
|
De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94]
I-3
|
33446 |
dubbele toegangspoort van een gesloten erf |
opvaart:
ǫp˲vārt (L371a Geistingen)
|
De uit twee helften bestaande poort, die toegang geeft tot een door het woonhuis en de bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Zie ook het lemma "schuurpoort" (3.1.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18 bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 5A, 77b; monogr.]
I-6
|
22021 |
duif (alg.) |
duif:
doef (L371a Geistingen)
|
Duif. [ZND 08 (1925)]
III-3-2
|
24139 |
duif, algemeen |
duif:
doef (L371a Geistingen)
|
duif [ZND 08 (1925)]
III-4-1
|
23504 |
duitse mis |
duitse mis:
duitse mes (L371a Geistingen)
|
Een Duitse mis, door de gelovigen samen gezongen [Duutsje zingmèa?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24583 |
duivekervel |
wilde kervel:
-
wiljə kérvəl (L371a Geistingen)
|
gewone duivekervel [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
23225 |
duivel |
duivel:
duvel (L371a Geistingen, ...
L371a Geistingen),
satan:
satan (L371a Geistingen)
|
De duivel (volksnamen). [ZND 01u (1924)] || De duivel [duvel, duuvel, deivel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21965 |
duivenhok |
duivenspijker:
duvǝspikǝr (L371a Geistingen),
spijker:
spikǝrt (L371a Geistingen),
spijkerd:
Duits Speicher, Oudnederlands spijker in de zin van voorraadzolder.
spiekert (L371a Geistingen)
|
Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] || Zolder, duiventil.
I-6, III-3-2
|
21993 |
duivenklok |
constateur (fr.):
Sub konstatere: vaststellen.
konstateur (L371a Geistingen)
|
Duivenklok.
III-3-2
|