e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L371a plaats=Geistingen

Overzicht

Gevonden: 2251
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
druphoning druphoning: drø̜phōneŋ (Geistingen) Honing die verkregen wordt door de volle raten in een warm vertrek op een zeef te leggen of ze in een fijne neteldoek langs een warme kachel (L 416) te hangen. De honing laat men uitlekken om ze vervolgens op te vangen. De raten moeten daartoe wel eerst ontzegeld zijn. [N 63, 116a; JG 1a; monogr.] II-6
dubbel gezwad dobbel gezwad: dǫbǝl [gezwad] (Geistingen) De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94] I-3
dubbele toegangspoort van een gesloten erf opvaart: ǫp˲vārt (Geistingen) De uit twee helften bestaande poort, die toegang geeft tot een door het woonhuis en de bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Zie ook het lemma "schuurpoort" (3.1.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18 bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 5A, 77b; monogr.] I-6
duif (alg.) duif: doef (Geistingen) Duif. [ZND 08 (1925)] III-3-2
duif, algemeen duif: doef (Geistingen) duif [ZND 08 (1925)] III-4-1
duitse mis duitse mis: duitse mes (Geistingen) Een Duitse mis, door de gelovigen samen gezongen [Duutsje zingmèa?]. [N 96B (1989)] III-3-3
duivekervel wilde kervel: -  wiljə kérvəl (Geistingen) gewone duivekervel [DC 60a (1985)] III-4-3
duivel duivel: duvel (Geistingen, ... ), satan: satan (Geistingen) De duivel (volksnamen). [ZND 01u (1924)] || De duivel [duvel, duuvel, deivel]. [N 96D (1989)] III-3-3
duivenhok duivenspijker: duvǝspikǝr (Geistingen), spijker: spikǝrt (Geistingen), spijkerd: Duits Speicher, Oudnederlands spijker in de zin van voorraadzolder.  spiekert (Geistingen) Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] || Zolder, duiventil. I-6, III-3-2
duivenklok constateur (fr.): Sub konstatere: vaststellen.  konstateur (Geistingen) Duivenklok. III-3-2